Iedere oude exoterische godsdienst leerde dat de zogenaamde “Hemelen” zijn verdeeld in stadia of graden van opklimmende gelukzaligheid en zuiverheid; en de zogenaamde “Hellen” in stadia of graden van toenemende loutering of van lijden. De Esoterische Leer of het Occultisme leert dat de laatste geen “straf” zijn en de eerste strikt genomen geen “beloning”.
De lering is eenvoudig deze, dat ieder wezen na de lichamelijke dood krachtens zijn karmische bestemming en zijn eigen karakter en impulsen magnetisch tot de hem passende sferen wordt aangetrokken. Wat een mens tot stand brengt in zijn leven, wat hij zaait, dat en alleen dat zal hij na de dood oogsten. Goed zaad brengt goede vruchten voort; slecht zaad onkruid — en op een negatief en kleurloos leven volgt misschien zelfs niets dat van waarde is of geestelijk nut heeft.Na de “tweede dood” gaat de menselijke monade naar devachan — in theosofische literatuur vaak de “Hemelwereld” genoemd. Er zijn vele graden in devachan: de hoogste, de tussenliggende, en de laagste. Wat gebeurt er aan de andere kant met de entiteit, met de lagere menselijke ziel, die zo besmet en belast is met aardse gedachten en lagere instincten dat ze niet kan opstijgen? Er is misschien voldoende geestelijke kracht in haar om haar als entiteit bijeen te houden en in staat te stellen een reïncarnerend wezen te worden, maar ze is onrein, ze is beladen; haar neiging is dientengevolge omlaag gericht. Kan ze daarom wel opstijgen in een hemelse gelukzaligheid? Kan ze zelfs wel de lagere rijken van devachan binnengaan en daar een klein beetje genieten van de zaligheid en het geluk van al wat edel en schoon is? Nee. Voor iedere graad van ontwikkeling van de ego-ziel is er een passende sfeer; ze wordt tot deze sfeer aangetrokken en blijft daar tot ze volkomen is gelouterd, tot de zonde, bij wijze van spreken, is weggewassen. Dit zijn de zogenaamde “Hellen”, nog lager dan de laagste gebieden van devachan; terwijl de “arūpa-Hemelen” de hoogste delen van devachan zijn. Nirvana is iets heel anders dan de “Hemelen”.
(Zie KĀMA-LOKA, AVĪCHI, DEVACHAN en NIRVANA).