Het overlijden van een lid van het Koninklijk Huis is een gebeurtenis die veel emoties oproept, zeker in die geledingen van de samenleving waarvoor de overledene zich gedurende zijn of haar leven actief heeft ingezet. De bekendmaking van het overlijden gebeurt vandaag de dag door de minister-president via een radio- en televisietoespraak.
Later houdt hij ook een toespraak voor een daarvoor bijeengeroepen verenigde vergadering van de Staten-Generaal. De bijzettingen van prins Claus, koningin Juliana en prins Bernhard zijn voor het eerst aangeduid als staatsbegrafenissen. Dit houdt in dat onder verantwoordelijkheid van de minister-president de grootmeester belast is met de organisatie van de uitvaartdienst en de bijzetting. Sinds de dood van koning Willem III in 1890 vind de bijzetting meestal plaats binnen twaalf dagen na het overlijden. Hoewel in de 20e eeuw balsemen bij de koninklijke familie in onbruik raakte, zijn prins Claus en koningin Juliana weer gebalsemd (thanatopraxie). Bij prins Bernhard is balseming op zijn verzoek achterwege gelaten.De Wet op de lijkbezorging bepaalt de regels waaraan moet worden voldaan na overlijden van een persoon.
Om uitvaarten in de funeraire traditie van de Oranjes mogelijk te maken, zijn in de Wet op de lijkbezorging uitzonderingen gemaakt voor leden van het Koninklijk Huis. Ook voor andere bloed- en aanverwanten van de Koning kan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op grond van deze wet een uitzondering maken. Hoewel de begrafenis van een lid van het Koninklijk Huis officiële kanten heeft en een nationale gebeurtenis is, is het toch ook een familieaangelegenheid. Leden van het Koninklijk Huis worden in de regel bijgezet in de grafkelder van de Nieuwe Kerk in Delft. De bijzetting zelf en de rouwstoet op de dag van uitvaart vanuit Den Haag naar Delft is omgeven met groot militair ceremonieel. In principe kunnen leden van de koninklijke familie echter ook elders worden begraven.
Zo heeft mr. Pieter van Vollenhoven aangegeven dat hij in Apeldoorn begraven wil worden. Tot nu toe zijn vijf Nederlandse koningen en koninginnen gestorven die daadwerkelijk geregeerd hebben: Willem I (1843), Willem II (1849), Willem III (1890), Wilhelmina (1962) en Juliana (2004). Alleen Willem II en Willem III stierven in het harnas, de overigen traden voor hun dood terug. Koning Willem I overleed aan een hersenbloeding. Zijn zoon en opvolger bezweek na een aantal hartaanvallen.
Na een beroerte gecombineerd met een nierkwaal overleed koning Willem III. Zijn vrouw Emma stierf waarschijnlijk ten gevolge van bronchitis en algehele vermoeidheid. Wilhelmina en Juliana overleden beiden op zeer hoge leeftijd. Hun lichamelijke en geestelijke vermogens waren in de jaren daarvoor sterk verminderd.
De erfopvolging is in de Grondwet geregeld. Bij overlijden van de Koning gaat het koningschap automatisch over op zijn oudste kind. Dit is onmiddellijk de nieuwe Koning; Te roi est mort, vive le roi’. Wanneer de Koning geen wettige nakomelingen heeft, gaat het koningschap over op de eerste daarvoor in aanmerking komende wettige nakomeling van zijn ouders of indien die ontbreekt van zijn grootouders. Bij het overlijden van Willem III was zijn dochter Wilhelmina nog minderjarig. Daarom trad haar moeder Emma van 1890 tot 1898 op als regentes.
Tot in de 19e eeuw werd direct na het overlijden van belangrijke personen vaak een dodenmasker gemaakt. Van de Oranje-Nassaus zijn dodenmaskers van Willem II en Willem III bekend. Van de eerste is na zijn overlijden ook een afgietsel van zijn linkerhand gemaakt. Het dodenmasker van koning Willem II bevindt zich in Paleis Het Loo Nationaal Museum, dat van koning Willem III in het Rijksmuseum. Na het overlijden van een lid van het Koninklijk Huis wordt een chapelle ardente ingericht, waar zowel de familie als de bevolking afscheid kan nemen. In deze rouwkapel wordt het lichaam van de overledene opgebaard.
Bij het recente overlijden van prins Claus, prinses Juliana en prins Bernhard is paleis Noordeinde gebruikt voor de inrichting van een chapelle ardente. Vóór de overbrenging naar paleis Noordeinde lagen zij in beslotenheid opgebaard in paleis Huis ten Bosch, respectievelijk paleis Soestdijk. In paleizen, gemeente- en provinciehuizen en tegenwoordig ook op internet worden condoleanceregisters geopend, waar de bevolking dank- en steunbetuigingen kan achterlaten.
Nederland kent geen nationale rouw. Wel bestaat het verschijnsel hofrouw (in de 19e eeuw in drie gradaties, nu nog in twee). Meestal vangt de periode van hofrouw bij overlijden van een lid van het Koninklijk Huis aan bij het moment van overlijden en eindigt die op de dag van de begrafenis. De zwaarte en duur van de hofrouw worden door het hoofd van het Koninklijk Huis bepaald.
Ook bij het overlijden van bevriende staatshoofden kan hofrouw worden afgekondigd. Bij overlijden van een lid van het Koninklijk Huis geeft de minister-president in een speciale vlaginstructie aan hoe en op welk moment er halfstok gevlagd moet worden vanaf rijksgebouwen. De koninklijke standaard en persoonlijke onderscheidingsvlaggen van leden van het Koninklijk Huis kunnen uitsluitend vol in de stok gehesen worden, maar zijn gedurende de rouwperiode voorzien van zwarte wimpels.
Zie ook balsemen > bijzetting > chapelle ardente > erfopvolging > grafkelder > hofrouw > lijkbezorging, Wet op de.