Vele leden van het Huis Oranje-Nassau zijn bijgezet in grafkelders. De Nederlandse grafkelders met voorouders van koningin Beatrix zijn te vinden in de Grote of Onze Lieve Vrouwekerk in Breda, in de Nieuwe Kerk in Delft en in de Grote of Jacobijnerkerk in Leeuwarden.
Het begraven in kerken is wettelijk niet meer toegestaan. Voor leden van het Koninklijk Huis is hierop in de Wet op de lijkbezorging een uitzondering gemaakt.In de Grote of Onze Lieve Vrouwekerk in Breda zijn grafmonumenten en -tomben van verschillende Nassaus te vinden. Doordat Willem van Oranje in Delft overleed op het moment dat Breda in Spaanse handen was, kon hij niet in deze kerk worden bijgezet. Sindsdien heeft de Nieuwe Kerk in Delft deze functie overgenomen. In 1937 werd in de Grote Kerk van Breda onder het grafmonument van Engelbrecht II een grafkelder teruggevonden waarin zich onder meer de lijkkisten bevinden van Anna van Buren, de eerste echtgenote van prins Willem I van Oranje, en van René van Chalon, Prins van Oranje uit het Huis Nassau.
In de Nieuwe Kerk in Delft bevindt zich de koninklijke grafkelder. De kerk kent eigenlijk twee grafkelders, de oude grafkelder onder het praalgraf van Willem van Oranje en de nieuwe grafkelder verder naar achteren.
De ingang tot de grafkelders is afgesloten met een deksteen waarop de tekst staat: RESURRECTIONEM EXSPECTAT GUILELMUS PRIMUS PATER PATRIAE (Hier verwacht Willem I, de Vader des Vaderlands, de wederopstanding). Ook naast het praalgraf is nog een kleine ingang. In de oude kelder bevinden zich de stoffelijke resten van onder anderen Willem van Oranje en zijn zonen Maurits en Frederik Hendrik. Koning-stadhouder Willem III is met zijn vrouw Mary II Stuart bijgezet in de Westminster Abbey in Londen. In 1752 werd de grafkelder in Delft uitgebreid en werden de oude houten kisten vervangen door loden exemplaren.
In 1822 werd de nieuwe grafkelder in gebruik genomen. Daar zijn sindsdien vrijwel alle leden van het Huis Oranje-Nassau bijgezet. Uitzonderingen vormen de prinsessen die huwden met een buitenlandse echtgenoot, daardoor meestal toetraden tot een ander vorstenhuis, en uit Nederland vertrokken. Zo liggen Louise en Marie (dochters van prins Frederik) respectievelijk in Zweden en Duitsland begraven en Sophie (dochter van Willem II) in Weimar in Duitsland. Verder werd prinses Marianne (dochter van Willem I) naast haar geliefde Johannes van Rossum begraven in Erbach in Duitsland. Hun jong gestorven zoon Johannes Willem is begraven in de nabijgelegen protestantse kerk.
Ook de tweede echtgenoten van koning Willem I en van prins Hendrik ‘de Zeevaarder’ vonden hun laatste rustplaats in het buitenland. De grafkelders in Delft zijn niet voor het publiek toegankelijk. De burgemeester van Delft is de commissaris van de grafkelder. Hij inspecteert de kelder één keer per jaar en moet ervoor zorgdragen dat de koninklijke familie te allen tijde toegang tot de kelder heeft.
In de grafkelder in de Grote of Jacobijnerkerk in Leeuwarden zijn diverse leden van de Friese tak van het Huis Nassau bijgezet, onder wie graaf Willem Lodewijk en prins Johan Willem Friso, de vader van stadhouder Willem IV. Na de politieke omwenteling in 1795 werden de graven en monumenten in de kerk vernield. Tot in de twintigste eeuw hebben herstelwerkzaamheden plaatsgevonden.
Zie ook overlijden.