Wet die bepaalt waaraan moet worden voldaan na overlijden van een persoon. In deze wet is een uitzonderingspositie voor leden van de koninklijke familie opgenomen.
De Wet op de lijkbezorging verbiedt het begraven in kerken. Verder moet een overledene uiterlijk op de vijfde dag na overlijden worden begraven of gecremeerd. Ook staat de wet balsemen niet toe (tenzij voor vervoer naar het buitenland). De Wet op de lijkbezorging is niet van toepassing op leden van het Koninklijk Huis. Om het voor de bevolking mogelijk te maken om afscheid te nemen van de overledene en om binnen- en buitenlandse gasten voor de begrafenis uit te nodigen en andere organisatorische voorbereidingen voor de begrafenis te kunnen treffen, beslaat de periode tussen overlijden en bijzetting van leden van het Koninklijk Huis over het algemeen meer dan vijf dagen. De aparte status betekent dat zij wel gebalsemd kunnen worden om hun lichamen voor wat langere tijd te conserveren.
Ook maakt deze uitzonderingspositie het mogelijk bijgezet te worden in de familiegrafkelder in de Nieuwe Kerk in Delft. Sinds 1981 is het ook voor niet (langer) troongerechtigde leden van de koninklijke familie als Irene en Christina mogelijk om gebruik te maken van deze uitzonderingspositie. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkszaken kan sindsdien ontheffing verlenen ten aanzien van bloed- en aanverwanten van de Koning.
Zie ook balsemen> bijzetting> grafkelder> Nieuwe Kerk (Delft) > overlijden.
