Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie B
- bonje
- bonjour
- bonjouren
- bonk
- bonkaarde
- bonken
- bonket
- bonkig
- bonksel
- bonkveen
- bonne
- bonnefooi
- bonnet
- bonneterie
- bons
- bonsoir
- bont
- bonten
- bontheid
- bontmuts
- bonton
- bontwerk
- bontwerker
- bontwerkerswinkel
- bonus
- bonvivant
- bonze
- bonzen
- bonzing
- boodschap
- boodschappen
- boodschapper
- boog
- booggraad
- booglamp
- boograam
- boogs(ge)wijze, boogs(ge)wijs
- boogscheut
- boogschutter
- boogvenster
- boogzaag
- bookmaker
- boom
- boomezel
- boomgaard
- boomgrens
- boomkikvors
- boomklever
- boomkruiper
- boomkweker
- boomleeuwerik
- boommarter
- boomolie
- boompieper
- boomschors
- boomslang
- boomstam
- boomstil
- boomvalk
- boomvaren
- boomveil
- boomvors
- boomvrucht
- boomwol
- boon
- boor
- booras
- boorbank
- boorbeitel
- boorbuis
- boord
- boorden
- boordevol
- boordevolletje
- boordsel
- boorkever
- boorlingske
- boormachine
- boormossel
- boort
- boortoren
- boorwater
- boorzalf
- boorzuur
- boos
- boosaardig
- boosdoener
- boosheid
- booswicht
- boot
- bootafhouder
- boothamer
- bootmotor
- bootsen
- bootsgezel
- bootshaak
- bootslijn
- bootsman
- bootsmansfluit
- bootsmansmaat
