Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie T
- troosten
- trooster
- troostgrond
- troostlied
- troostrede v. -redenen; toespraak, om te troosten
- troostvol
- troostwoord
- trop
- trope, tropus
- tropee
- tropen
- tropenhelm
- tropenkolder
- tropisch
- tropisme
- troposfeer
- troppel
- troppelen
- troqueren
- tros
- troskieuwigen
- trossel
- trossen
- trot
- trots
- trotsaard
- trotsen
- trotseren
- trotsheid
- trotten
- trotter
- trotteren
- trottoir
- trottoir-roulant
- trou-madame
- troubadour
- troubleren
- trousseau
- trouvaille
- trouvère
- trouw
- trouwakte
- trouwbelofte
- trouwbreuk
- trouwelijk
- trouweloos
- trouweloosheid
- trouwen
- trouwens
- trouwgewaad
- trouwhartig
- trouwkamer
- trouwlustig
- trouwring
- trouwzaal
- truc
- truck
- truck-stelsel
- Trudheim
- truffel
- truffelworst
- trufferen
- trui
- truïsm, truïsme
- trumeau
- trunk
- trunte
- trunten truntte, heeft getrunt; Z.-N. druilen
- trust
- trustee
- truten
- trutselen
- truwant
- truweel
- trypsine
- tsa
- tsaar, tsarewitsj enz
- tsetsevlieg
- Tsjech
- Tsjechisch
- Tsjeka
- tsjirpen
- TT.HH
- tuba
- Tubantia
- tube
- tubenverf
- tuberculeus
- tuberculine
- tuberculose
- tuberkel
- tuberkelbacil
- tuberkelziekte
- tuberoos
- tucht
- tuchteling
- tuchteloos
- tuchteloosheid
- tuchthuis
- tuchthuisstraf v. -straffen; opsluiting in een tuchthuis
