Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

ZWARTEWATER (Klooster)

betekenis & definitie

Bij deezen naam was, in overoude tijden, benend, eene Benediktijner Nonnenklooster, in de Provincie van Overijssel, eertijds, aan het Water van dien naam, en niet verre van Zwartsluis gelegen. Naar het Verhaal onzer aloude Kronijkschrijveren zou het van eene hooge Oudheid, en reeds in den Jaare twaalfhonderzevenëntwintig gestigt zijn, door eenen RUDOLF, of RUDOLPHUS, Burggraaf van Koeverden, op bevel van WILLEBRORDUS, den vijfëndertigsten Bisschop van Utrecht. Men voegt ’er nevens, dat de kusten der bouwinge van het gewijde Gestigt hem waren opgelegd bij manier van strafoeffeninge, als moetende dezelve dienen, deels als eene boete voor zijne wederspannigheid tegen den gewijden Stoel van Utrecht, deels ter uitwissching van zijne misdaad, gepleegd in het heiligschendend vermoorden van Bisschop OTTO DEN TWEEDEN.

Mariënburg was de oorspronklijke benaaming van het Gestigt. Volgens het getuigenis van WILLEM HEDA ZOU dezelve in die van Zwartewater zijn veranderd naar den voorbij loopenden Stroom, welke, zich, van wegen den veenagtigen grond, zwartagtig, immers donkerbruin vertoont. De Mater van het Klooster voerde den titel van Prioresse, gelijk de Monnik, welke het opzigt over de Nonnen hadt, met den naam van Proost wierdt betiteld. Rijklijk begiftigd, zo door den eersten grondlegger, als door volgende weldaadige godvrugtigen, moet het gewijde Gestigt geweest zijn, naardemaal een getal van wel vijfëntwintig Geestlijke Zusters of Nonnen daar in een ruim genot van lijfsnoodwendigheden en leevensverkwikkingen hadt.

Ten tijde der Spaansche beroerten en der veranderinge van Godsdienstig Kerkbestuur hier te Lande, is het Klooster Zwartewater geslegt, en deszelfs eigendom tot andere oogmerken aangewend.

Zie PIKART, Oudheden van Deventer, en uit hem HOOGSTRATEN, Woordenboek.

< >