Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 02-01-2023

WILFRID

betekenis & definitie

[/i]volgens het algemeen gevoelen, de eersle Apostel ot Geloofsverkondiger der Friezen, is, uit dien hoofde, een bevoegd voorwerp, om met hem nader bekend te worden. Van geboorte was hij een Engelsman.

Te Rome zich in de Godgeleerdheid hebbende geoeffend, wierdt hij naa zijne wederkomst in het Vaderland, de Leermeester van ALFRED , Koning van Deïre, een gedeelte der tegenwoordige Provincie Northumberland. Terwijl hij nog Priester was, verscheen hij in de Kerkvergadering van Whithy, die in den Jaare 604 gehouden wierdt. Een vermaard geschil verdeelde thans de gemoederen der Geestlijkheid; het liep over den tijd, op welken het Paaschfeest moest gevierd, worden. Zommigen beweerden, dat het op den tijd, bij de Oostersche Kerk in gebruik, moest invallen; anderen verklaarden zich voor het tijdstip, te Rome gebruikelijk. De Schotten en Northumberlanders hielden ’t met de Oostersche Kerk; WULFRID daarentegen, met de Westersche. Met zo veel ijver en hevigheid dreef hij zijn gevoelen, dat het, ten laatste, de overhand verkreeg. De kunst, die hij bezat, om zich bij de Grooten aangenaam te maaken, deedt hem, eerlang, de gunst zo wel van Ozwy, Koning van Bernicie, als die van ALFRED winnen. Dit baande hem den weg tot den Bisschoplijken Zetel van Jork. Doch niet bestand zijnde tegen die hoogheid, stortte hij, eerlang, plotzeling de laagte neder. Trotsch van aart, leidde hij een bijkans Vorstlijk leeven. Zelden verscheen hij in ‘t openbaar, dan van talrijken stoet omringd. Zo pragtig was zijn tafel, dat hij zich uit Gouden Schotels liet opdisschen. Terwijl WULFRID op deeze wijze, zijne waardigheid ontluisterde, verloor hij zij en steun, door de komst van EGFRID tot de heerschappij over geheel Northcumberland. IRMENBERG, Gemalin van dien Vorst, ‘t zij uit ergenisse van des Kerkvoogd pragtige leevenswijze, ’t zij om andere redenen, misnoegen tegen hem hebbende opgevat, wist bij den Vorst te bewerken, dat WILFRID wierdt afgezet. Voor erger bedugt, begaf hij zich daarop te scheep, met oogmerk om na Rome te stevenen, tot het doen van zijn beklag bij den Paus. Doch een Weste wind, die thans hevig opstak, deedt hem van koers veranderen, en den steven na Friesland wenden; alwaar hij van ADGILLUS , Koning der Friezen, met opene armen wierdt ontvangen.Intusschen was WILFRIDS vertrek gekoomen ter ooren van EBROÏN, Groothofmeester van Frankrijk. Zeer misnoegd was deeze op WILFRID, doordien hij deezen voor den man hieldt, welke DAGOBERT DEN II, tegen het belang van EBRUÏN, op den Oostfrankischen troon hadt verheven. Van hier, dat de Groothofmeester van WILFRIDS komst in Friesland de tijding met hadt ontvangen, of hij zondt schriftijk en mondelijk bevel aan ADGILLUS, om den afgezetten Bisschop te doen ombrengen, of gevanklijk aan hem over te zenden. Doch ADGILLUS toonde hier van zo grooten afkeer, dat hij den dooddreigenden bevelbrief eerst aan WILFRID en diens reisgezellen met verontwaardiging voorlas, en straks daarop, onder hun oog, verbrandde. Zelf gaf hij aan WILFRID vrijheid, om, geduurende den Winter, die tot het voortzetten zijne reize na Rome, welke hij nog niet uit den zin hadt gesteld, niet zeer gunstig was, het Evangelie aan de ongeloovige Friezen te prediken. Zo gelukkig slaagde hij daar in, dat de meeste aanzienlijke Landzaaten, en veele duizenden gemeenen, aan zijne prediking gehoor gaven, en den Christelijken Godsdienst, volgens de begrippen van Rome, aannamen.

In de Lente des volgenden jaars vertrok WILFRED na Rome. Bii Paus AGATHO wist hij zijne zaaken in een zo gunstig licht voor te draagen, dat hij, eerlang, in zijne Bisschoplijke waardigheid hersteld wierdt. Doch zijne woelagtige en heerschzuchtige geest was oorzaak, dat hij, naa verloop van eenigen tijd, andermaal wierdt afgezet. Eene reize na Rome wrogt, van nieuws, zijne herstelling op den Zetel. WILFRID storf, eindelijk, in hoogen ouderdom, in den Jaare 709.

Zie EDDIUS, Vita S. WILFRIDI

< >