hoewel geen hierlander, nogthans door ons vermeld, om zijn verblijf in de Nederlanden, en de bemoeienis der Staaten met hem, zat, in den jaare 1583, op den Aardsbisschoplijken Stoel van Keulen, tot dat het gezigt en de omgang eener schoone Vrouwe hem den Mijter deedt van ‘t hoofd vallen. Deeze was AGNES, Dogter van JOAN GEORGE, Graave van Mansveld. Brandende van liefde voor het bekoorlijk Voorwerp, besloot hij, in den aanvang des gemelden jaars, haar ter Vrouwe te neemen, in het streelende vooruitzigt van zijnen stand te zullen behouden, door de invoering van den Onroomschen Godsdienst in zijn Aardsbisdom; waar toe hij meende, genoegzaam steunzel te zullen vinden.
De zulken, aan welke hij zijn opzet mededeelde, gaven hem den verstandigen raad, om voet voor voet voort te gaan, bij gunstige oogluiking geloofsgenooten aan te kweeken, hen met de treffelijkste ampten te begiftigen, de verdagte persoonen, van de hand te zenden, zijne steden te versterken en in vertrouwde handen te stellen, voorraad van geld, mond- en krijgsbehoeften te verzamelen, en, naa het aanwenden van alle deeze behoedmiddelen, aan de Kerkhervorming te arbeiden.Doch TRUCKSES, wien deeze behoedmiddelen en voorzorgen te traag en langzaam werkten, was doof voor zulke raadgeevingen. Ligt is het te denken, dat de Aardsbisschop, in diergelijk eenen toeleg, tegenstanders moest vinden. Het Kapittel, hebbende den Paus en den Keizer op zijne zijde, kantte zich daar tegen, en wist te bewerken, dat ERNST, Zoon des Hertogs van Beijeren, en bloedverwant van Koning PHILIPS van Spanje, op den Aardsbisschoplijken Zetel verheven wierdt. Intusschen, om zich in zijne waardigheid te handhaaven, hadt TRUCKSES de wapenen opgevat, naa vooraf van de Algemeene Staaten toezegging te hebben ontvangen van penningen, manschap en krijgsbehoeften. Doch het roekeloos en doldriftig voortslaan des Aardsbisschops was oorzaak, dat zijne geheele onderneeming te leur liep, en hij zich genoodzaakt vondt, zijn Sticht te verlaaten.
Hij nam de wijk na Holland, alwaar, zedert, meer dan één verdreeven Vorst eene veilige wijkplaats heeft gevonden. Eerst nam hij zijn verblijf te Delft, daar men hem de eere deedt, van het Wagtwoord bij hem te koomen haalen. Ook genoot hij ’er eenigen vrijdom van belastingen. Wat den Oud-Keurvorst bewoog, Delft te verlaaten, is ons niet gebleeken. Zeker is het, dat hij, ‘t eenigen tijde, na het Huis Honsholredijk vertrok. Geduurende zijn verblijf zo op dit Lusthuis als te Delft, hadt hij de Staaten weeten te beweegen, om hem bij te staan in zijne poogingen ter herwinninge van zijnen Zetel en Keurvorstendom. MARTEN SCHENK, welke, op zijnen naam, den Krijg voerde, behaalden, in ‘t eerst, eenige voordeelen. Doch de verliezen, welke hij vervolgens leedt, deeden hem, eerlang, eenen weerzin tegen den Oorlog opvatten. Dit bewoog hem, in de maand Junij des Jaars 1589, deeze Gewesten te verlaaten, en zich na Duitschland te begeeven, alwaar hij zijne dagen heeft geëindigd, zonder immer in zijne voorgaande waardigheden hersteld te zijn geworden.
Niet ongaarne zagen hem de Staaten, met naame die van Holland, vertrekken, als hebbende vooral de laatsten aan hem een kostbaaren Gast gehad, en, ten zijnen behoeve, veel gelds gespild.
Zie BOR, HOOFT, en Resolutien van Holland van dien tijd.