een der oudste adelijke Geslagten van Friesland, van ’t welk nog heden ten dage naakoomelingen in dat Gewest in weezen zijn, doch ’t geen, door verloop des tijds en de wisselvalligheid der waereldsche zaaken, zeer veel van zijnen alouden luister en gezag heeft verlooren. In de aloude Gedenkschriften staan verscheiden Leden des Geslagts bekend, voor trouwe liefhebbers des Vaderlands en grootmoedigs voorstanders der Friesche Vrijheid.
Bij gebrek aan de noodige aantekeningen, kunnen wij den eersten oorsprong en volgreeks des aanzienlijken Geslagts niet vermelden, maar moeten ons bepaalen tot zulke Leden, welke, door hunne daaden, den meesten roem behaald hebben.Op deeze lijst mogen wij niet verzwijgen Jonkheer TJALLING VAN SYTZAMA, die reeds omtrent het jaar 1420 leefde. Geduurende de befaamde twisten der Schieringers en Vetkoopers, welke de Provincie Friesland van een scheurden, was Jonkheer TJALLING, in ’t eerst, de laatstgenoemden toegedaan. Sedert, onzeker om welke reden, wisselde hij van partij, en wierdt een der voornaamste hoofden en aanvoerders der Schieringers. In of reeds vóór het Jaar 1462 raakte hij in geschil met eenen anderen Edelman, SCHELTO VAN JAYEMA, genaamd. Op Palmzondag des gemelden jaars elkander tot een Tweegevegt hebbende uitgedaagd, in het Dorp Marum, ontving Jonkheer TJALLING eene doodelijke wonde, waar aan hij straks den geest gaf: naa alvoorens zijnen tegenstreever, in de eene knie, eene kwetzuure te hebben toegebragt, aan de gevolgen van welke hij, insgelijks, eerlang overleedt. Van zo veel aanziens was thans Jonkheer TJALLING onder de zijnen, dat door zijn overlijden, en dat van eenen Jonkheer ROMKE VAN DONIA, die het met de Vetkoopers hieldt, de wederzijdsche vijandlijkheden der landberoerende aanhangen, een tijd lang, stil stonden.
Van ongelijk meer vermaardheids, egter, dan deeze, was JELMER VAN SYTZAMA, nevens zijnen broeder PIER VAN SYTZAMA, die gelijktijdig met, doch ook nog lang naa hem geleefd hebben. Jonkheer JELMER was gehuwd aan ATS of ATJE VAN BONNINGA, dogter van LOUW VAN BONNINGA en van HYLK VAN HARINXMA. Hii hadt een Stins of adeliik Slot te Warns, een Dorp niet verre van Stavoren. In dien zelfden oord der Provincie bloeide, ten dien tijde, het aanzienlijk Geslagt van GALAMA, doch lag met dat van SYTZAMA dikmaals overhoop. 't Gebeurde, in den aanvang van September des Jaars 1494, dat de Jonkheeren DOUWE en OTTO VAN GALAMA, gesterkt van hunne Vrienden en Bondgenooten, op het Slot van SYTZAMA eenen geweldigen aanval deeden. Jonkheer JELMER bevondt zich thans te Sneek, bij BOCKO VAN HARINXMA, waarschijnlijk zijnen bloedverwant.
Den ramp, welke zijn Huis dreigde, hadt hij niet vernomen, of hij verzogt om de hulp zijner Bondgenooten, onder andere van de straks genoemde Stad, en om gezamenlijk met hem tegen den vijand op te trekken. Door dit middel verzamelde hij, wel haast, eene magt, welke die des vijands merkelijk te boven ging. Met deeze magt op GALAMA zijnde opgetrokken, wierdt SYTZAMA spoedig met hem handgemeen, hoewel met een zeer rampzaligen uitslag. Jonkheer BONNINGA, Schoonvader van Jonkheere JELMER, nevens veele andere voornaame Schieringers, verloor ’er het leeven; hij zelve ontving eene zwaare kwetzuure, en verviel, daarenboven, in ‘s vijands handen.
Intusschen bevondt zich de Echtgenoote van onzen SYTZAMA op het Slot. Ondanks het sneuvelen van haaren Vader, en de gevangenneeming van haaren Echtgenoot, verkoos de kloekmoedige Heldin het doorstaan van een hevig beleg, en het lijden van de uiterste vermoeienissen en elenden, boven eene lafhartige overgave. Geduurende de vijandlijkheden, kwamen eenige Priesters en andere Goemannen tusschen beide, om een Verdrag te bemiddelen. Het wierdt getroffen, op de volgende voorwaarden: De gevangenen zouden, van weerkanten, losgelaaten, en de Stins van SYTZAMA aan die van GALAMA worden ingeruimd. Sedert de overgave van het Slot, wierdt het afgebroken en tot den grond toe geslegt. Het Huis stondt een weinig ten Noordoosten van de Kerk van Warn. In eenige hoogten, als mede in eene drooge Graft, zouden, volgens zommigen, daar van nog de overblijfzels voorhanden zijn.
Belangende den broeder van Jonkheere JELMER, PIER VAN SYTZAMA, deeze woonde in een Stins of Slot, Sytzama-State genaamd, in of bij het Dorp Arum, in de Grietenij van Wonzeradeel onder het Friesche Kwartier van Westergoo. Het lag in het Noordoosten van de Kerk, aan het einde van eene tamelijk lange en breede Straat, van welke het, door een Ringmuur, wierdt afgescheiden. Ten Noorden en, ten Westen lag het binnen wijde Graften, en was, aan den Zuidkant, van schoone Hoven en lustige Plantaadjen voorzien. Door ouderdom geheel vervallen zijnde, wierdt dit Huis, in de Jaaren 1555 en 1556, door eenen anderen PIER VAN SYTZAMA, Kleinzoon des bovengenoemden, en deszelfs Echtgenoote RINKJEN DOUWMA VAN OENEMA, geheel vernieuwd en met een Torentje versierd. In den aanvang deezer Eeuwe is dit Slot wederom geheel afgebroken, wordende niets meer dan de Ringmuur daar van overgelaaten.
Jonkheer JELMER VAN SYTZAMA overleedt zonder kinderen. Zijn broeder, PIER VAN SYTZAMA, heeft het Geslagt tot op deezen tijd voortgeplant. Jonkheer PIER, naamelijk, hadt in huwelijk JOOSJE VAN MARTENA, en bij dezelve, onder andere verwekt:
- Jonkheer HARMEN VAN SYTZAMA, Heer van Sijtzama-State, te Arum, die in huwelijk nam TIETS VAN HIDDEMA, bij welke hij Vader wierdt van:
- Jonkheere PIER VAN SYTZAMA, boven genoemd, welke, bij zijne insgelijks reeds vermelde Huisvrouw RINKJEN DOUWMA VAN OENEMA, verwekte,
- Jonkheer DOUWE VAN SYTZAMA, Heer van Sijtzama-State, te Arum, Grietman van Ydaarderadeel, in het Kwartier van Oostergo. Op twee onderscheidene tijden bekleedde hij deeze aanzienlijke waardigheid: eerst, zedert het jaar 1578 tot in den Jaare 1586, terwijl Friesland nog het gezag van Koning PHILIPS van Spanje erkende. In ’t laatstgemelde jaar, om welke reden, is ons onbekend, van dien post verlaaten zijnde, aanvaardde hij denzelven, van nieuws, in den Jaare 1601, om daar van afstand te doen met zijn overlijden, ’t Welk op den vijfden Junij des Jaars 1607 voorviel. Tot verscheiden gewigtige bedrijven, ‘s Lands regeering betreffende, wierdt deeze Edelman te werk gesteld, uit welke zijn gezag en aanzien met regt mag worden afgeleid. Als Gevolmagtigde wegens Oostergo, nevens verscheiden andere Friesche Edelen, ondertekende hij, in den Jaare 1583, zekere, dus genaamde, Akte van Debat, dienende, in zeker geschil, tot antwoord wegens het platte Land aan de Steden van het Gewest.
In het zelfde jaar, en in de zelfde hoedanigheid van Gemagtigde, leende hij de hand, tot het ontwerpen van zekere Artikelen en Voorwaarden, op welke Graaf WILLEM LODEWYK VAN NASSAU, in de plaats van den Heere VAN MERODE, tot Stadhouder van Friesland zou worden aangenomen. Eindelijk ondertekende hij, al wederom in de hoedanigheid van Gevolmagtigde van Oostergo, op den negentienden Januarij des Jaars 1604, het Besluit der Heeren Volmagten ten Landsdage, aangaande de toestemming tot het betaalen van het Krijgsvolk.
In den jaare 1573 was Jonkheer DOUWE in den echt getreeden met Jonkvrouwe JETSKE VAN BESLINGA, dogter en Erfgenaame van ANDRIES VAN BESLINGA, te Friens, en SJOUK VAN JELGERHUIS. Door dit huwelijk wierdt hij eigenaar van Beslinga-State, te Friens, en, Vader, onder andere, van:
- Jonkheere ANDRIES VAN SYTZAMA, Heere van Sijtzama-State, te Arum, en van Beslinga-State, te Friens.
Omtrent het Jaar 1620, tradt hij in ’t huwelijk met JOHANNA VAN AARNSMA, dogter van CHRISTOFFEL VAN AARNSMA en van MARGARETHA VAN LOO. Beslinga-State, door ouderdom, geheel vervallen zijnde, deedt hij, kort naa zijne echtverbintenis, in de plaats van het oude, een fraai Slot bouwen, ’t welk door de naakoomelingen, zo wij ons niet bedriegen, tot heden toe bezeeten en bewoond wordt. Onder andere kinderen verwekte hij JETSKE VAN SYTZAMA, gehuwd aan JARIG VAN HEEREMA, Zoone van TJERK VAN HEEREMA en van LUTS WALTA, en Majoor van een Friesch Regiment.
Sijtzama-State, een kwartier uur gaans buiten het meergenoemde Dorp Arum, aan den weg na het Dorp Kimswert gelegen, wierdt, in de Jaaren 1665 en 1666, door deeze Edele Vrouw gestigt, in de plaats van het oude Slot, weleer door eenen jonger broeder van het edel Geslagt gebouwd, doch, ten gemelden tijde, zeer bouwvallig. Behalven deeze hadt Jonkheer ANDRIES nog verwekt, als Voortzetter van het Geslagt:
Jonkheer PIER VAN SYTZAMA, Heer van Beslinga-State, te Friens. Hij is tweemaal getrouwd geweest. Zijne eerste Echtgenoote was FOKEL VAN EYSINGA, dogter van EDO VAN EYSINGA en van CATHARINA VAN EYSINGA. Deeze zonder kinderen zijnde overleeden, tradt hij in een tweede huwelijk met JULIANA VAN JELTTNGA, dogter van FEKKE VAN JELTINGA en TJAMK VAN WYCKEL. Uit dit tweede huwelijk wierdt gebooren:
- Jonkheer PICO GALENUS VAN SYTZAMA, Heer van Beslinga-State, te Friens, getrouwd met JOHANNA JUDITH BLANCKVOORT, eenige dogter en erfgenaame van WILLEM BLANCKVOORT en van ALEIDE GEERTRUI VAN HEMERT. Bij de plegtige begraavenisse van JOHAN WILLEM FRISO, Stadhouder van Friesland, genoot deeze Edelman de eere, dat hij, op aanschrijving van haare Hoogheid de Prinsesse Weduwe, de vijfde in rang ging, onder de achtentwintig Edelen, die het Lijk na het Graf verzelden, en, in den staatelijken optogt, het Vorstlijk Kasket droeg. Jonkheer PICO GALENUS overleedt, op Beslinga-State, in den ouderdom van bijkans zesenzestig jaaren, op den negenëntwintigsten Januarij des Jaars 1727, en wierdt, op den vijfëntwintigsten Februarij, in het Koor der Kerke te Friens, in het graf zijner Voorouderen, plegtig ter aarde besteld.
Hij liet naa de volgende kinderen:
1. Jonkheer PIER WILLEM VAN SYTZAMA, Kapitein van eene Kompagnie Voetvolk, onder het Regiment van zijne Vorstelijke Doorluchtigheid WILLEM HENRIK, Erfprinse van Saxen-Eisenach, en, op den tweeden Junij des Jaars 1726, te Friens getrouwd met Jonkvrouwe EBELLA JULIANA AEBINGA VAN HUMALDA, oudste dogter van FRANS BERNART AEBINGA VAN HUMALDA en van KLARA FEYONA VAN GROVESTINS.
2. Jonkheer JAN ANDRIES VAN SYTZAMA, Kapitein van eene Kompagnie Knegten, onder het Regiment van Prins CHRISTIAAN VAN NASSAU DILLENBURG.
3. Jonkheer FEKKO DOMINICUS VAN SYTZAMA, Kapitein van eene Kompagnie Knegten, in het Regiment van den Brigadier VAN IDZINGA.
4. Jonkvrouwe FROUK JULIANA GEERTRUI VAN SYTZAMA, overleeden op Beslinga State, den veertienden Februarij des jaars 1721.
5. Jonkvrouwe ANNA JACOBA HERMINE VAN SYTZAMA, op Beslinga-State, den vierentwintigsten September des Jaars 1726, overleeden.