bij zommigen Stollewijk, of ook wel Stolkwijk genaamd, eene Heerlijkheid en Dorp in Zuidholland, meer bepaaldelijk in de Krimpenerwaard, voor een gedeelte aan den Hove en Hoogen Vierschaar van Zuidholland, voor het ander, doch kleinste gedeelte aan het Baljuwschap van Belois onderhoorig. De geheele uitgestrektheid vinden wij op tweeduizend, zeshonderd tweeënzeventig Morgens en vijfenzeventig Roeden Lands begoot.
Het getal der Huizen was niet altoos het zelfde. Ongeveer vijftig jaaren geleeden, wierdt het getal op tweehonderdzesënveertig begroot, zijnde zesënveertig meer, dan eene Eeuw te vooren. De Ambagtsheerlijkheid van Stolwijk behoorde aan Hun Edele Groot Mogende de Heeren Staaten van Holland en Westfriesland; tot in den Jaare 1731, wanneer de Ingelanden, door Koop van de Graaflijkheid, daar van eigenaars wierden. Het Dorp Stolwijk is vrij groot, gelijk ook de Kerk; deeze is een drievoudig Kruisgebouw. De Toren was, Weleer, zeer hoog en fraai, tot in den Jaare 1717, wanneer, in een zwaaren storm, de Spits daar van afwaaide. Voorts is dit Dorp zeer vermaard door de Kaas, welke hier en in de nabuurschap gemaakt, en, onder den naam van Stolksche Kaas, wijd en zijd wordt verzonden. HALMA en anderen maaken gewag van een zonderling voorval, in den aanvang der tegenwoordige Eeuwe aldaar voorgevallen.
Een Boer, of liever een Rietdekker, viel in een zo vasten slaap, dat dezelve eenige maanden, althans verscheiden weeken agter een duurde, zonder dat hij eenige, spijze nuttigde. Het gerugt hier van lokte veele nieuwsgierigen, ook lieden van de Kunst, uit verscheidene oorden, om te verneemen wat ’er van dit zonderling verschijnzel ware. Men bewaakte hem, en nam proeven om hem je doen ontwaaken, door het steeken met spelden en naalden; doch ’t welk hij, zonder eenig merkelijk bewijs van pijn te geeven, veelal kon doorstaan. Intusschen verzekerden andere, dat de slaaper, verlokt door het toebereiden van spijze nabij zijn bedstede, daar van eischte en hartig at, zonder, evenwel, volkomen wakker te worden. Anderen, daarentegen, hielden staande, dat het geheele geheim bestondt in eene natuurlijke vadzigheid, welker involging hij stelde boven het lijden van veele pijnlijke middelen, te werk gesteld om hem te doen ontwaaken; en dat hij nog meer gesterkt wierdt om voor slaaper te speelen, zints het mededogen zijne Huisvrouw, tot een middel van bestaan, rijklijk de handen vulde.