SCHOL, (YSBRAND DIRKSZOON) was een der eerste Martelaaren, hier te Lande, om de aankleeving der gezuiverde Geloofsbegrippen, zo als dezelve, door den vermaarden MARTEN LUTHER, gepredikt waren. Omtrent het Jaar 1530, of een weinig laater, bekleedde hij het Priesterampt te Amsterdam.
Op vermoeden, dat hem het hart over de, dus genaamde, nieuwe Leere hing, wierdt hij, eens en andermaal, door de Wethouderschap der Stad, ontbooden, ondervraagd doch telkens vrijgesproken en losgelaaten. Maar als men hem, in den Jaare 1534, van nieuws, in verzekering nam, moest hij zijne standvastigheid in ’t geloof met een harden dood betaalen. Men voerde hem gevankelijk na Brabant, stelde hem op eene verzekerde plaats in het Slot van Vilvoorden, en voerde hem van daar, naa een geruimen tijd zittens, na Brussel, alwaar hij, in het gemelde jaar, aan den Brandstaak zijnen bangen adem uitblaasde. Alle onpartijdige Historieschrijvers, die van YSBRAND DIRKSZOON SCHOL gewaagen, vermelden hem als een Persoon van goeden Huize, in verscheiden takken van Geleerdheid niet onbedreeven; voorts zeer welspreekend; en eindelijk van een vroomen en godzaligen wandel. Doch, in eene Eeuw, in welke bespiegelende leerstellingen meer golden dan rechtschapene deugden, konden alle die edele begaafdheden hem niet doen ontgaan de strenge veroordeelingen der onmenschelijke Bloedplakaaten.Zie PONTANUS, VAN HEUSSEN en VAN RYN, Kerkelijke Oudheden.