Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

Schenkenschans

betekenis & definitie

SCHENKENSCHANS. In het naastvoorgaande Artikel hebben wij verhaald, hoe deeze Sterkte, in den Jaare 1586, door MAARTEN SCHENK gebouwd, en naar zijnen naam genoemd wierdt.

Zij legt op de uiterste grenzen van Gelderland, aan den kant van den Kleefschen bodem, op een Eilandtje ’s Graavenwaard, eertijds Voshol genaamd. Naa des stigters ontijdigen dood, bekwam de Schans, die, eenigermaate, in haast was opgeworpen, meerdere uitgebreidheid en sterkte, zo door het aanleggen van nieuwe Werken, als door beveiligingen tegen het aanspoelende Rhijnwater. Allengskens groeide ook het getal der Huizen, welke men ’er, nu bijkans anderhalve eeuw geleeden, ten getale van omtrent achthonderd telde.Van wegen de aangelegenheid der Plaatze, om, in dien oord, meester te zijn van den Rhijn en de Waal, viel dezelve, verscheiden maalen, in andere handen, naar gelange de eene of andere der oorlogvoerende magten den sterksten arm hadt. De eerste belegering viel voor in den Jaare 1599, door den Admirant van Arragon. Prins MAURITS, eene versterking van Krijgsbezettinge daar binnen geworpen, en den Stroom met twee Hoofden paalwerk belemmerd hebbende, noodzaakte den Spanjaard, eerst voor een gedeelte, en naderhand het beleg volkomen op te breeken. Een ander middel beproefde ’s Lands vijand, in den Jaare 1630. Hij hieldt heimelijk verstand in de Vesting met eenen der Bevelhebberen van de Staatsche Bezettinge, en hadt denzelven, door giften en beloften, tot verraad weeten te beleezen. Doch het ontwerp wierdt tijdig ontdekt, en de booswigt, naar verdienste, gestraft. Deeze twee middelen, om den gewigtigen Schans te bemagtigen, dus vrugteloos beproefd hebbende, stelde men een derde te werk, ’t welk beter slaagde.

De Hertog VAN LERMA, met tusschen de vier en vijfduizend man, in deezen oord gelegerd, zondt, op den vroegen morgen van den zevenëntwintigste Junij des Jaars 1635, ruim vijfhonderd Knegten, onder bevel van den Luitenant Kolonel EINHOLTS, op de Vesting af, om dezelve, bij verrassing, te bemagtigen. Dit gelukte. De Bevelhebber VAN WELDEREN en het meerendeel der Bezettinge lieten het leeven, en de Schans wierdt deerlijk geplonderd. Het gewigt van dit verlies deedt Prins FREDRIK HENRIK straks besluiten, om de herovering te onderneemen. Het openen der Loopgraaven deedt hij, met allen ijver, voortzetten. Van binnen, egter, bleef men hem des niet schuldig: hier door gebeurde het, dat de belegeraars en de belegerden, bij wijlen, in de Loopgraven aan elkander kwamen.

Het ongunstig herfstgetij deedt, intusschen, de belegering traaglijk voortgaan; het bewind van welke, eerlang, aan den Veldmaarschalk Graave WILLEM VAN NASSAU, wierdt opgedraagen. Niets anders, evenwel, rigtte hij uit, geduurende den naatijd van het Jaar 1635, dan de bemagtiging van een Groot Werk, welk de Bezetting van Schenkenschans, voor de Vesting, hadt opgeworpen. De Winter was naauwlijks verloopen, of de Graaf VAN NASSAU sloeg, van nieuws, handen aan ’t werk om het beleg voort te zetten. Griethuizen, een klein Steedtje aan den Rhijn, boven Schenkenschans, en vervolgens een klein Sluisje bemagtigd hebbende, gelegen op de Vaart, die van Kleeve na den Rhijn loopt, leide hij, tegenover dit Sluisje, eenen brug over de rivier, en worp, vervolgens, eene Linie op, van deezen brug af tot aan het Huis te Rijland; aan Schenkenschans wierdt, hier door, alle toevoer afgesneeden. Naa dit werk voltooid te hebben, zo ras het jaargetijde het eenigzins toeliet, deedt de Graaf het beleg der Plaatze verder voortzetten. Twee Spaansche Veldoversten rukten, vrugteloos, aan, tot ontzet der Vestinge; zij vonden Graaf WILLEM ZO vast gelegerd, dat zij alle poogingen, om hun doelwit te bereiken, voor verlooren arbeid aan zagen. Van hier dat de Spaansche Bevelhebber FOURBIN, die binnen Schenkenschans het oppergezag voerde, zijnde zijn voorzaat EINHOLTS, die, in den voorleeden jaare, de Vesting op de Staatschen hadt veroverd, onlangs gesneuveld, te raade wierdt, om met Graave WILLEM VAN NASSAU in onderhandeling te treeden. De overgave geschiedde op den negenëntwintigsten April des Jaars 1636.

Sedert bleef de Vesting in de magt der Staaten, tot in den jaare 1672, wanneer zij, nevens een goed aantal andere Plaatzen, in dien oord, voor de alles wegneemende magt der Franschen moest bezwijken. De Maarschalk Graaf DE TURENNE wierdt ’er meester van, op den eenentwintigsten Junij des gemelden jaars, onder belofte van de gewoonlijke Krijgseere aan de Bezetting. Men vindt aangetekend, dat deeze overgave uitviel tegen de verwagting van veelen, die van oordeel waren, dat de Vesting zich in een zo gedugten staat van tegenweer bevondt, dat dezelve den vijand nog lang zoude hebben kunnen ophouden. Diensvolgens meenden zij, dat de Bevelhebber, door de magt van Fransch goud, zich tot die lafheid hadt laaten overhaalen. Hoe ’t zij, niet langer, dan tot op den eersten Maij des volgenden Jaars 1673, bleef Schenkenschans in de magt der Franschen; naa het sluiten van den Vrede met den Keurvorst van Brandenburg, wierdt de Vesting aan deezen ingeruimd, als meenende dezelve, daar op een oud regt te hebben. De Staaten der Veréénigde Gewesten, onder wier oppergezag de Vesting was gebouwd, en die meer dan negentig jaaren in ’t bezit daar van geweest waren, stelden te veel belang in eene Sterkte, welke, als leggende ter plaatze, alwaar de Rhijn en de Waal zich van een scheiden, en alzo den toegang na de Betuwe en de Veluwe opende, dan dat zij aan de herkrijginge van dezelve zich niet ernstig zouden laaten gelegen zijn.

Al spoedig naa de ontruiming der Franschen, traden zij, hierom, in onderhandeling met den Keurvorst, om in het bezit hersteld te worden. Verscheiden zwaarigheden, welke telkens in den weg kwamen, deeden de onderhandelingen sleepende houden, tot in den Jaare 1678; toen kwam men overeen, dat de Keurvorst de Vesting, nevens het daar aan onderhoorig grondgebied, aan de Algemeene Staaten zoude afstaan. Doch ’er verliepen, zedert, nog bijkans drie jaaren, eer de grenzen behoorlijk geregeld wierden. In de maand Augustus des Jaars 1681 wierdt Schenkenschans overgeleverd in de handen van Hun Hoog Mogenden; die, terstond daar naa, de Vesting, door eenige Vaandels, deeden bezetten, en vervolgens de Plaats merkelijk versterken.

Wat den tegenwoordigen staat van Schenkenschans aangaat: vermits de Vesting, door het verzanden der Rivieren, van minder aangelegenheid, dan in vroegere dagen, is geworden, heeft men de Vestingwerken laaten vervallen. Sedert is het getal der inwooners merkelijk verminderd, en heeft men, diensvolgens, de huizen laaten vervallen. ’Er is nog eene Gemeente van Hervormden, nevens eene Kerk, die nog kenmerken draagt van het vroeger meerder aanzien der Plaatze. De Leeraar, welke aldaar den predikdienst waarneemt, verrigt ook het dienstwerk te Groesbeek, in het Rijk van Nijmegen. Schenkenschans heeft thans geene afzonderlijke Regeering; de Ingezeetenen staan, zo ten aanzien van het burgerlijke als strafbaare, onder het regtsgebied van het Hof van Gelderland.

Zie SLIGTENHORST, Geldersche Geschiedenissen.

< >