Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

Salmius

betekenis & definitie

SALMIUS, (ANSELMUS) Raad en Pensionaris der Stad Utrecht, was een der vierentwintig Regteren van ’s Lands Advokaat JOHAN VAN OLDENBARNEVELD.

Salseda

SALSEDA, (NIKOLAAS) man van aanzienlijken huize, doch kwalijk berugt in ’s Lands Geschiedenissen, van wegen de verraaderlijke en moorddaadige aanslagen, door hem gesmeed. Zijn Vader, PIETER SALSEDA, een Spanjaard, en vermaagschapt aan de Geslagten van MENDOZA en FIGUEROA, voerde, in dienst des Konings van Frankrijk, het gebied over eenige Plaatzen in het Land van Metz; en vermits hij, met de Wapenen, zich verzet hadt tegen den Kardinaal VAN LOTHARINGEN, Oom des Hertogs VAN GUIZE, was hij, uit wederwraak daar van, door de aanhangers van dat Huis, ten tijde van den befaamden Parijschen Bruiloft, omgebragt. De Moeder van NIKOLAAS, was eene Nicht van MARIA LUXEMBURG, Gemaalinne van PHILIPS EMANUËL VAN LOTHARINGEN, Hertoge van Mercoeur. Natuurlijk is de verwagting, dat SALSEDA, om zijns Vaders dood te wreeken, den Huize van GUIZE een vijandelijk hart zou hebben toegedraagen, om hetzelve allen mogelijken afbreuk toe te brengen. Maar, het eigen belang schijnt hem zo sterk beheerscht te hebben, dat hij de gevoelens der Natuure, en de pligten van eere en regtvaardigheid aan hetzelve opofferde. Want, behalven dat hij het gemelde Geslagt heimelijk was toegedaan, hadt hij, daarenboven, zich bezoedeld met de misdaad van valsche munten gesmeed te hebben, en was, daar over, te Rouen, openlijk ingedaagd. Sedert, van deeze misdaad, bij den Koning van Frankrijk, vergiffenis verworven hebbende, door voorspraak des Hertogs VAN LOTHARINGEN, verbondt hij zich hierom te naauwer aan dat Geslagt, en stelde zich zelven onder de verpligting, om, ten behoeve van hetzelve, een gewigtig stuk te volvoeren.

Naa verscheiden sluikhandelingen met lieden, die den Franschen Koning en den Prinsen van den bloede een kwaad hart toedroegen, verliet hij Lotharingen, en vervoegde zich bij den Hertog VAN PARMA, en vervolgens, te Antwerpen, bij den Hertog VAN ANJOU, die thans met den post van Beschermer der Nederlandsche Vrijheid was bekleed, denzelven zijnen dienst aanbiedende, tot het ligten van een Regiment Voetvolk, ’t welk spoedig op de grenzen zijn zoude. ANJOU een Vorst van weinig doorzigts, en, daarenboven, gemompt door den waan, dat SALSEDA, om den moord, aan zijnen Vader gepleegd, den Huize van Lotharingen geen goed hart konde toedraagen, liet zich beleezen, en betoonde hem groote eer en genegenheid. Maar naardien SALSEDA niet lochende, in ’s Vijands Leger, bij den Hertog VAN PARMA, geweest te zijn, verbloemende die reize als geschied enkel om te bespieden, kreeg de Prins VAN ORANJE, het bovengemelde, uit ANJOU, verstaan hebbende, een schalker oog op een man, die, als Spanjaard en valsche Munter, reeds bij hem verdagt was. Hier om zijne wegen zorgvuldig doende naagaan, vernam hij dat LAMMORAAL VAN EGMOND, Zoon van den onthalsden Graave, met SALSEDA gemeenschap hieldt. Zeer waard was deeze jonge Edelman den Prinse; weshalven hij hem naauw ondervraagde, wat hij met den Spanjaard hadde uitstaan. Naa eenige andere blaauwe voorwendzels, was eindelijk het bescheid, dat hij, van SALSEDA, in de Verborgenheden der Alchimie onderweezen wierdt, waar in deeze zeer bedreeven was.

Dit baarde agterdogt bij den Prins, die den jongen Graaf waarschuwde, zich te hoeden voor eene kunst, die meenig eenen bedorven hadt. Tegen verbod zijner Doorluchtigheid, droeg EGMOND dit alles aan SALSEDA over.

Onder dit alles ontdekte Prins WILLEM, en gaf ’er kennis van aan ANJOU, de zekerheid eener verstandhoudinge tusschen SALSEDA en den Hertog VAN PARMA, die hem twee medgezellen hadt toegevoegd, welke, indien men ze in hegtenisse wist te krijgen, veel lichts zouden doen opgaan. Gelukkig leende de Hertog VAN ANJOU aan dit berigt het oor; te meer, naardien hij zekerheid hadt bekoomen van SALSEDA’S verzoeninge met die van Lotharingen. Dies wierdt men te raade, den Verraader in verzekering te neemen. Den eenentwintigste Julij des Jaars 1582 wierdt daar toe bepaald. SALSEDA, bij den Hertog ontbooden zijnde, begaf zich derwaarts, verzeld van zijne twee makkers, FRANCISCO BASA, een Italiaan, en NIKLAAS HUGOT, bijgenaamd LA BORDE, een Waal. SALSEDA stondt alleen binnen. De anderen, uit het lang vertoeven van hunnen vriend, eenigen agterdogt hebbende opgevat, begaven zich op de vlugt.

Een van hun, te weeten BASA, wierdt agterhaald en gevat; en voorts op den Pijnbank gebragt zijnde, beleedt hij, een oogmerk gehad te hebben, ter begeerte van den Prinse VAN PARMA, den Hertog VAN ANJOU en den Prins VAN ORANJE, door vergif of eenig ander middel, om hals te brengen. Volgens zommigen zoude SALSEDA diergelijk een oogmerk beleeden hebben. Doch anderen verhaalen, dat hij dit ontkend, maar beleeden hadt, zich in dienst van ANJOU te hebben begeeven, in de hoope van gelegenheid, om, door middel van zijn eigen Regiment, en met behulp van andere Hoplieden, die hij dagt te zullen winnen, de Steden Kamerijk en Duinkerken aan den vijand te leveren, en om alles, wat ’er omging, over te brieven aan die van GUIZE, die den Prins VAN PARMA, en deeze wederom den Koning van Spanje ’er van zouden verwittigen. Verder openbaarde SALSEDA een veruitziend vloekverwantschap, gesmeed door de Vorsten van het Huis van Lotharingen, om Frankrijk aan den Spanjaard te brengen; en dat verscheiden Oversten van Landschappen, Edelen en andere lieden van aanzien, daar in betrokken waren. Van deeze bekentenissen, zo van BASA als van SALSEDA, zondt de Hertog VAN ANJOU afschriften aan zijnen broeder, den Koning van Frankrijk, met vermaaning om zich tegen het gruwelstuk te wapenen, en de handdaadigen, bij tijds, te straffen.

Intusschen wierden de Gevangenen in vaste verzekering gehouden. Hier gelukte het BASA aan een Mes te raaken, waar mede hij zich zelven twee doodelijke steeken toebragt, den eenen in den Navel, den anderen in het Hart. Zijn Lijk, na de Galg gesleept, hing aldaar eenigen tijd ten toon, met twee Geschriften aan zijne beenen, ’t een in ’t Duitsch, ’t ander in ’t Fransch, behelzende zijne bekentenis. Het Lijk afgenomen zijnde, hieuw men ’t hoofd van den romp, en deezen in vier stukken; die voorts op de Poorten dor Stad wierden te pronk gesteld. De Koning van Frankrijk., het bovengemelde schrijven zijns broeders ontvangen hebbende, deedt SALSEDA na Parijs overvoeren. Hier herriep hij zijne bekentenis, als uit vreeze geschied zijnde.

Dit niettegenstaande verwees hem het Geregtshof, om leevende door vier paerden van een gescheurd te worden; dat voorts de vier stukken, aan even zo veele Galgen, voor de voornaamste Poorten van Parijs zouden gehangen, en het hoofd na Antwerpen gezonden worden, om aldaar eene behandeling, ten believen der Wethouderschap, te ondergaan. Vooraf, uit hoofde zijner ontkenninge, bragt men hem op den Pijnbank, alwaar hij, van nieuws, bekentenis deedt; die hij, op vermaaninge van zekeren Jesuït, terwijl hij, langs een donkeren Trap, na den Kerker wierdt te rug geleid, wederom introk, roepende dat de Lotharingsche Prinssen, aan de aangewreevene misdaad, onschuldig waren. Gesterkt, veelligt, door toezegging van den straks genoemden Geestlijke, bleef hij

bij dit zeggen, en ontving daar op het schrikwekkend doodvonnis, ’t welk over hem geveld was.

Zie THUANUS en BOR.

< >