ADOLF HENRIK GRAAF VAN REGTEREN, gesprooten uit het aloud Geslagt van dien naam, ’t welk langer heugt, dan ’er Vaderlandsche Gedenkschriften gevonden worden, en, vanouds, in de Provincie Overijssel het regt van Oorlog en Vrede zou bezeeten hebben. Het ontleent zijnen naam van, of heeft dien gegeeven aan een adelijk Huis of Slot, in het Kwartier van Salland, in de straks genoemde Provincie.
Verscheiden leden van het doorluchtig Geslagt hebben den Vaderlande gewigtige diensten gedaan, zo door het waarneemen van aanzienlijke Regeeringsposten, als door het beschermen van het Vaderland met de wapenen.Heer ADOLF HENRIK, in den Jaare 1712, zitting hebbende in de Vergadering der Algemeene Staaten, verscheen, wegens dezelve, als Gevolmagtigde op de Vredehandeling te Utrecht. Een zonderling voorval was oorzaak, dat hij van dien aanzienlijken post verlaaten wierdt. Geduurende de Vredehandeling was ’er een gevegt voorgevallen, bij Denain, tusschen het Fransche Leger en dat der Bondgenooten, waar in de laatsten de nederlaag bekoomen hadden. Eenige bedienden van den Franschen Gezant MENAGER, hier van verwittigd, en hooghartig op de zege van hunnen Koning, zommige bedienden van den Graave VAN REGTEREN ontmoetende, hadden dezelve daar over schamperlijk bejegend. Deeze klaagden zulks aan hunnen Heere, die vergeefs daar over bij den Heere MENAGER om voldoening aan hieldt. Het geschil bleef dus leevende. Van hier dat de bedienden van den Graave, op zekeren tijd, wandelende in de Maliebaan, en de bedienden van den Franschen Gezant aldaar ontmoetende, met dezelve in woorden raakten, die wel haast van daadelijkheden gevolgd wierden. VAN REGTERENS volk hadt den eersten slag gegeeven. De Graaf, hier van verwittigd, hadt het gedrag van de zijnen goedgekeurd, met te zeggen, "dat vermits hij zelve geene voldoening van den Heere MENAGER hadt kunnen bekoomen, zij hun geschil onder elkander moesten afdoen." Gantsch anders, egter, bestondt ’er de Fransche Gezant over. Zo euvel nam hij dit bedrijf, dat hij het overbriefde aan den Koning, zijnen Meester; die straks daar op, van de Staaten, vorderde, het opombod van den Graave VAN REGTEREN, en het zenden van eenen anderen Gemagtigde: met last aan zijnen Gezant, om zich niet in te laaten in eenigerlei onderhandelingen, zo lang de Graaf te Utrecht zou vertoeven. De slinksche handel der Engelschen, ten aanzien van de Algemeene Staaten, bragt deeze in de noodzaakelijkheid om den Franschen Koning te ontzien. Naa lang onderhandelens, besloot men, eindelijk, hoewel tegen den zin van Gelderland, Overijssel en Groningen, zijner Allerchristlijkste Majesteit genoegen te geeven. VAN REGTEREN wierdt niet meer gebruikt in de Vredehandeling, en verliet, eerlang, de Stad Utrecht.
Hoewel de gunst van Koning LODEWYK DEN XIV, VAN REGTEREN hadt daarom het vertrouwen der Hooge Vergaderingen, zo in zijn eigen Gewest, als in ’s Hage, niet verlooren. Dit bleek uit den aanzienlijken en gewigtigen post, welke, kort daar op, in den Jaare 1714, aan hem wierdt opgedraagen; wordende hij, nevens de Heeren VAN DER DUSSEN, GOKKINGA en VAN BORSELEN, benoemd, om, met de Keizerschen, over een Verdrag van Bariere, te Antwerpen, in onderhandeling te treeden. Om de oneenigheden, omtrent deezen tijd, tusschen de Gewesten, ontstaan, wierdt toen te raade tot het houden van eene buitengewoone bijeenkomst van Afgevaardigden der Provincien. De Graaf VAN REGTEREN ijverde inzonderheid voor dit ontwerp. De Vergadering kwam bij een, op den achtëntwintigsten November des Jaars 1716. De Graaf, thans voorzittende van hun Hoog Mogenden, opende dezelve met eene deftige aanspraak. Veelen, zo in als buiten de Regeering, spraken, ten deezen tijde, van het aanstellen van eenen Stadhouder, als het middel om de onderlinge twisten gevoegelijkst te kunnen bijleggen. VAN REGTEREN tradt niet in dit begrip. Ven hier dat hij in zijne Aanspraak ernstig aandrong op de noodzaakelijkheid van eendragt tusschen de Gewesten, en de wijze om dien te bewerken en staande te houden. Met het zelfde oogmerk sprak hij over de Omkoopingen, en drong zeer ernstig op de uitvoering van een Plakaat tegen dezelve, ’t welk onlangs was afgekondigd, en hij inzonderheid hadt helpen doordrijven. Men moest, zeide hij, de sterke hand houden aan dit Plakaat, al ware het alleen om het volk te overtuigen van de eerlijkheid der Regenten, welke men gewoon was straks verdagt te houden, wanneer men eenige verandering in de Regeering in den zin hadt. Zints deezen tijd vinden wij niets buitengewoons vermeld wegens den Graaf VAN REGTEREN, die, behalven de nu reeds vermelde posten, in zijne eigen Provincie de waardigheid bekleedde van Vrijheer van Almelo en Vriezen-Veen, en Landdrost van Zalland.