anders ook het Fort S. Andries genaamd, is een Schans of Sterkte in het Hertogdom Gelder, op een klein Eiland, tusschen de Maas en de Waal, in de Bommelerwaard, een weinig boven het Dorp Rossem. De stigter daar van was, in den Jaare 1599, Don FRANCISCO DI MENDOZA, Admirant van Arragon. De reden der benaaminge was, om dat de Sterkte, geduurende het bewind van den Kardinaal ANDREAS VAN OOSTENRYK aangeleid en in dezelve eene Kerk, aan S.
ANDRIES gewijd, gebouwd wierdt. De reden, welke den Admirant bewoog, om aldaar eenen Schans op te werpen, was, om dat hij van daar de beide boven gemelde Rivieren konde bestrijken, en alzo den toevoer van Krijgs- en andere noodwendigheden, te water, na het Staatsche Leger, afsnijden. In den Jaare 1600 sloeg Prins MAURITS het beleg om de Vesting. Veele moeite kostte den Veldheere de verovering. Rondom dezelve deedt hij niet minder dan zes Schanzen opwerpen. Dewijl het beleg al vroeg in het Voorjaar was aangevangen, belette het hooge water der Rivieren het graaven. Naa het zakken van den Stroom, zette men het werk voort bij donkere nachten. Dus vorderde men tot aan den bedekten weg. De Bezetting, meestal zieklijk, en gebrek lijdende aan verscheiden noodwendigheden, tradt nu in onderhandeling met Prins MAURITS, en verkogt aan hem de Sterkte voor honderdvijfëntwintigduizend Guldens, zijnde een gedeelte der Soldije, welke de Spanjaard haar schuldig was.
Behalven het voordeel, door de bemagtiging van den Schans behaald, (om dit in ’t voorbijgaan aan te merken) won MAURITS hier door, voor den Lande, twaalfhonderd dappere Soldaaten. De Bezetting, naamelijk, nam dienst onder de Staaten, en, vermids zij, door de Spanjaards, voor verraaders des Vaderlands verklaard wierdt, bewees zij, naderhand, uit weerwraak en verbittering op haare oude Meesters, aan de Algemeene Staaten zeer treffelijke diensten. De Markgraaf VAN ASPREMONT, Fransche Bevelhebber, in den Jaare 1672, in de Betuwe zijnde doorgedrongen, maakte zich, met kleine moeite, meester van de Sterkte, alzo dezelve zeer slegt voorzien was van de meest onontbeerlijke noodwendigheden.
Zie J. WAGENAAR, Vaderl. Historie.