Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 25-01-2023

Ropta

betekenis & definitie

WORP ROPTA, een Friesch Edelman, van merkelijk vermogen; hij leefde geduurende een groot gedeelte der Dertiende, en in ’t begin der Veertiende Eeuwe. Door een geschil, met een anderen Edelman, JUCKE HELBADA, is zijn naam, onder andere, bekend geworden in ‘s Lands Geschiedenissen.

WORP ROPTA, naamelijk, hadt eenen Zoon, DOUWE genaamd. Deeze, met gemelden Edelman, in een geschil zijnde ingewikkeld, kwamen ze, van woorden, tot daadelijkheden, die, voor DOUWE, een doodlijken uitslag hadden. De Vader, hier over in wraaklust ontstoken, zogt na gelegenheid om dien te koelen. Niet lang leedt het, of hij vondt ’t geen hij zogt. Op zekeren tijd, van twee Dienaaren verzeld, rijdende, in het Noordlijk gedeelte van Friesland, tusschen de Dorpen Ferwerd en Marrum, ontmoette hij zijnen vijand, die zeven mannen bij zich hadt. Ondanks deeze overmagt, drong ROPTA in op den moordenaar van zijnen Zoon, met zulk eene woede, dat hij hem van het paerd ligtte, en, waarschijnlijk, het leeven zoude benomen hebben, zo niet de bedienden van HELBADA, ter zijner hulpe, waren toegeschooten. ROPTA ontving eene zwaare kwetzuure; een zijner Dienaaren liet ’er het leeven. Het gevegt nam hier mede een einde, en elk vervolgde zijnen weg. De gemoederen, egter, waren hier mede niet bevredigd. Elk zogt zijnen aanhang te stijven, en won, allengskens, vrienden en bondgenooten. Eerlang stondt het geschapen, dat men het vuur van eenen Burger- of liever Adelkrijg, ten dake zou zien uitslaan. Een voorspel van zulk een Treurtooneel zag men, eerlang, vertoonen. HELBADA bevondt zich, met eenigen van de zijnen, in het Dorp Hoogebeintum. ROPTA, hier van de lucht gekreegen hebbende vervoegde zich bij zijnen vriend en bondgenoot TIETE KAMMINGA, met verzoek, om, gesterkt van de hunnen, op de bij een verzamelden, eenen kans te waagen. ’t Geschiedt. Gezamentlijk opgetrokken na het gemelde Dorp, deeden ze een zo geweldigen aanval, dat HELBADA met eenigen van de zijnen sneuvelde, en de overigen hun behoud in de vlugt zogten. HELBADA liet eenen Zoon naa, slegts zeventien jaaren oud, doch dapper boven zijnen ouderdom. Den dood zijns Vaders hadt hij niet vernomen, of hij nam het vast besluit om dien te wreeken. De gelegenheid, ter volvoeringe van zijn voorneemen, wierdt, naa weinig tijdverloops, gebooren. Met eenigen van zijn gevolg op weg zijnde, niet verre van Dokkum, ontmoet hij aldaar KAMMINGA. Met snelle vlugt stroomt men straks het jeugdig wraakzuchtig bloed door de aderen. Met blaakende woede valt hij aan op den doodslager van zijnen Vader, doch wordt zo moedig ontvangen, dat hij, nevens de zijnen, tot lijfsbehoud, de vlugt moest neemen. WORP ROPTA overleedt, niet lang daar naa, in den Jaare 1302, op zijne Stins of Adelijk Huis, te Metselwier, een Dorp in de Grietenij Oostdongeradeel. Het Huis plagt te staan in het Noordlijk gedeelte van het Dorp. Het was vermaard om zijne zonderlinge en meer dan gemeene sterkte. Het heeft gestaan tot in de tegenwoordige Eeuwe; zijnde omtrent het Jaar 1720 afgebroken.

< >