Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 25-01-2023

Roodseus

betekenis & definitie

JAN ALBERTSZOON ROODSEUS, een vermaard Nederlandsche Kunstschilder, gebooren omtrent het Jaar 1615. Zijne voornaame kragt bestondt in het schilderen van leevensgroote Portretten.

Tot Leermeester hadt hij gehad PIETER LASTMAN, en maakte zo groote vorderingen in zijne kunst, dat zijne Penseelgewrogten in éénen rang geplaatst wierden met die van den vermaarden BARTHOLOMEUS VAN HEST. Om zijne zonderlinge begaafdheid, wierdt 's Mans Penseel, meermaalen, te werk gesteld tot het vervaardigen van Schutters- en andere groote Stukken. Men roemt, onder dezelve, bijzonderlijk, eenige Gezelschappen van Schutters, door ROODSEUS geschilderd, welke, in de Oude en Nieuwe Doelen, te Hoorn, nog heden ten dage bewaard worden. Zij zijn van den Jaare 1655. Zijne bijzondere naarstigheid, in de Kunstoeffeninge, ging gepaard met een bij uitsteekendheid zedig en ingetogen gedrag. Zijn Sterfjaar vinden wij niet aangetekend. Onze Kunstschilder liet eenen Zoon naa, JACOBUS genaamd, insgelijks een oeffenaar der kunst. Hij hadt tot Leermeester den Ouden DE HEEM, wiens manier hij wonder wel wist naa te bootzen: zodat hij beide geld en agting won. Ongelukkig was hij van eene zeer zwaarmoedige geaartheid. Men vindt ’er, die meenen, dat deeze Geest zo geweldig op hem de overhand verkreeg, dat hij de handen aan zich zelven sloeg, in den Jaare 1681, het vijftigste van zijnen leeftijd.

< >