FRANCISCUS RAPHELINGIUS, gebooren, in den Jaare 1539, te Lanoi, een stedeken onder Rijssel behoorende, was een man van groote geleerdheid, en, eenigen tijd, een sieraad van 't Leidsche Hoogeschool. Te Gend leide hij de gronden der Taalkennisse.
Het vroegtijdig overlijden van zijnen Vader bewoog zijne Moeder, hem bij eenen Koopman te besteeden. Naa verloop van eenigen tijd zondt deeze hem na Neurenberg, tot het waarneemen van zaaken, den Koophandel betreffende. Hij vertoefde aldaar twee jaaren, den tijd, welke hij van zijne hoofdbezigheden konde uitbreeken, besteedende tot het voortzetten van zijne afgebrokene Letteroeffeningen. Naa zijne wederkomst te Gend, zondt hem zijn Meester na Parijs. Het Hoogeschool dier Stad was thans in luisterrijken bloei. Deeze gelegenheid maakte RAPHELINGIUS zich ten nutte, om den loop der weetenschappen verder voort te zetten. Voornaamelijk leide hij zich toe op de Hebreeuwsche en Grieksche Taale. Zo volkomen was zijn hart thans ingenomen met de zucht voor geleerdheid en weetenschappen, dat hij den Koophandel vaaren liet. RAPHELINGIUS vertoefde te Parijs, tot dat de binnenlandsche onlusten des Koninkrijks hem deeden geraaden vinden, elders een geruster verblijf te zoeken. Na Engeland zijnde overgestoken, begaf hij zich na Cambridge, alwaar hij, eenigen tijd, onderwijs gaf over de Grieksche Taale.Onder dit alles leefde nog de Moeder van RAPHELINGIUS, en bekroop hem de zucht om dezelve te gaan bezoeken. Alleen met dit oogmerk vertrok hij na de Nederlanden. Zijnen weg neemende door Antwerpen, vervoegde hij zich aldaar bij den vermaarden Boekhandelaar PLANTINUS, om ’er eenige Boeken te koopen, in Engeland niet gemaklijk te bekoomen. Thans veranderde hij van besluit, aangaande de wederreize na Cambridge; hij maakte eene verbintenis met PLANTINUS, om hem behulpzaam te zijn in het toezigt over de uitgave der Werken, die bij hem gedrukt wierden. Wel haast won hij, door zijne naarstigheid, kunde en goed gedrag, de hoogagting van den Boekhandelaar: in zo verre, dat deeze hem, in den jaare 1565, zijne oudste dogter MARGARETA ter Huisvrouwe toestondt. Met verdubbelde moeite en oplettendheid arbeidde hij zedert aan den opbouw en luister van zijns Schoonvaders Drukkerije. De voornaamste Werken, onder andere de Biblia Regia, gingen door zijne handen, en ontvingen van zijn keurig en naauw toeziend oog, het sieraad en de naauwkeurigheid, met welke zij ten voorschijn kwamen.
Inmiddels bewoogen de Nederlandsche Onlusten PLANTINUS, om met een gedeelte zijner Drukkerije zich te begeeven na Leiden, deels om aldaar een geruster verblijf te hebben, deels ook, misschien, om met het opgerigte nieuwe Hoogeschool zijn voordeel te doen. Van toen af rustte de zorge voor de Drukkerij te Antwerpen geheel op RAPHELINGIUS. In den Jaare 1585 keerde PLANTINUS te rug tot zijne voorgaande woonplaats, doch met agterlaating van zijne Drukkerije te Leiden. Zijn plan was, dat zijn Schoonzoon hem in ’t waarneemen daar van zoude vervangen, gelijk ook met ’er daad gebeurde.
Niet lang hadt RAPHELINGIUS in Holland gewoond, of het wierdt kenbaar, dat hij tot een hooger stand, dan het drukken en uitgeeven van Boeken, alle vereischte bevoegdheden bezat. De Bezorgers van het Leidsche Hoogeschool beriepen hem tot Hoogleeraar in de Hebreeuwsche Taale. Dit viel voor in of kort naa het Jaar 1585. Met lof bekleedde hij dien post. Doch hij begreep wel haast, dat tot eene grondige kennisse der Hebreuwsche Taale, vooral om dezelve aan anderen te onderwijzen, het verstand der Arabische Spraake niet kan gemist worden. Tot het verkrijgen van deeze kennisse besteedde hij dan zijne ledige uuren; hij wierdt daar in geholpen, door de Boeken, hem bezorgd door POSTELLUS en ANDREAS MASIUS, vooral ook door den gemeenzaamen omgang met den doorgeleerden SCALIGER. Onder deeze oeffening werkte hij tevens aan een Arabisch Woordenboek, met oogmerk om het, ’t eenigen tijde, in ’t licht te geeven. Doch terwijl hij hier aan arbeidde, verheften zich de toevallen van de Jigt, verzwaard door zijne droefheid over ’t verlies zijner Huisvrouwe, voor drie jaaren gestorven. RAPHELINGIUS overleedt in den Jaare 1597, het achtënvijftigste van zijnen ouderdom. Eerst vijftien jaaren naa zijnen dood kwam het Arabisch Woordenboek in ’t licht. Behalven dit maakte hij ook een Hebreeuwsch Woordenboek. Daarenboven vervaardigde hij Variae Lectiones et Emendationes in Chaldaicam Bibliorum Paraphrasin, en nog eenige andere Werken. Onder andere liet hij eenen Zoon naa, FRANCISCUS genaamd; deeze schreef aantekeningen op de Treurspelen van SENECA.