Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 25-01-2023

Rauwerd

betekenis & definitie

RAUWERD, gemeenlijk, bij verkorting, Raard genaamd, een Dorp in Friesland, onder het Kwartier Oostergo, in de Grietenij Rauwerderhem, welke daar van den naam ontleent. De Kerk en Toren, weleer aan ST.

LAURENS gewijd, staan op eene hoogte. Niet verre van het Dorp legt eene Buurt, Flansum genaamd. Weleer stondt hier eene Kapel, in welke een Priester, van eenige andere plaats daar toe benoemd, eenmaal ’s jaars de Mis kwam doen. ’t Was ’er thans eene soort van Kermis; van wijd en zijd kwam eene menigte volks aldaar zamenschoolen, gelokt door de gewoonte, om de toegevloeide menigte op warmen Ham en een vat Biers te vergasten, zo dra de Dienst verrigt was. Veelen vertoefden ’er nog etlijke dagen, op eigen zamengeschooten penningen zich vermaakende, en drinkende ter eere van den insteller deezer gewoonte. Van de Stinzen of Staaten, welke, eertijds, hier lagen, is nog alleen in weezen Jongama-State, de woonplaats van den Grietman, eertijds die van EDE JONGEMA, een ijverig voorvegter der Friesche vrijheid, en niet onbedreeven in ’s Lands Geschiedenissen. Als eene zeldzaamheid heeft WINSEMIUS aangetekend, hoe hij, in den Jaare 1622, op eene Boerderij onder Rauward twee echte lieden, Man en Vrouw, ontmoette, die, in hun achttiende jaar getrouwd zijnde, toen reeds negenënzeventig jaaren in ’t huwelijk geleefd hadden, en voorts nog beiden over de honderd jaaren oud wierden.

< >