QUIRYN DIRKSZOON, anders genaamd, met een verlatijnden uitgang, QUIRINUS TALESIUS, een man van geleerdheid, schrijver, huisgenoot en vriend van ERASMUS, die, in zijne Brieven, meermaalen van hem gewag maakt. Naderhand verkoos hij Haarlem tot zijn verblijf, en bekleedde ’er de Burgemeesterlijke waardigheid.
Hij was buiten bewind, ten tijde als de straks genoemde Stad, in den Jaare 1573, door de Spanjaards belegerd wierdt. Op zeker vermoeden, misschien, onder andere, om dat hij ijverig Roomschgezind was, hadt men hem, zints eenigen tijd, in hegtenisse gehouden. Nu moest hij tot een middel van wederwraake dienen op de Spanjaards, wier belangen men, veelligt, waande dat hij was toegedaan. De Belegeraars, eenige Haarlemmers gevat, en, in ’t gezigt der belegerden, aan de keele of bij de beenen hebbende opgehangen, plantten de Verweerders eenen Galg op den Wal. Straks loopen zij om den Oud-Burgemeester QUIRYN, om hem daar aan te hangen, buiten wettige beschuldiging en zonder form van regtspleeginge. Vergeefs kantten zich de Wethouders daar tegen, aanwijzende, hoe dusdanig een bedrijf nooit konde verantwoord worden, en de bewerkers en uitvoerders, bij het naageslagt, met oneere zou bedekken. Doof voor alle deeze redenen, vaart de woedende menigte voort met de regtspleeging; hangende, nevens Mr. QUIRYN, nog eenen Oud-Burgemeester, LAMBERT JAKOBSZOON met nog vijf Soldaaten, eenen Priester, en een Jongen van vijftien jaaren. Onder ’t gaan na de plaats, alwaar ’t lasterlijk stuk zou volvoerd worden, volgde Mr. QUIRYN zijne dogter, eene Bagijn, haaren veegen Vader geduurig moed in spreekende, om voor het Roomsche Geloof standvastiglijk het uiterste te lijden. Staande onder den Galg, toen nu Mr. QUIRYN reeds geworgd was, verhief zij stem en oog, met gebeden, om nevens haaren Vader zo zalig te mogen sterven. Desgelijks liet zijne Huisvrouw niet af van kermen en schreien, zonder zich aan gevaar of dreigementen te stooren. Aan de noodkreet van Moeder en Dogter maakte het woedende gespuis een einde, door dezelve met steenigen en stooten in eene Graft te drijven, waar in ze beiden verdronken.