Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 24-11-2022

HALEWYN, KORNELIS TERESTEIN VAN

betekenis & definitie

KORNElis Terestein van Halewyn, broeder van SIMON VAN HALEWYN, BOVENVErmeld, doch tevens groot gunsteling van Prinse WILLEM DEN III, WAs Raadsheer in het Hof van Holland. Meer dan eens wierdt hij, van wegen of op verzoek van zijne Hoogheid, gebruikt tot verrigtingen, dienende om het Stadhouderlijk aanzien te handhaaven of te vermeerderen. Bij gelegenheid van het geschil te Dordrecht, in den Jaare 1684, over de Nominatie van Goede Luiden van Agten, waar omtrent, zo als men meende, eenige onbehoorlijkheid hadt plaats gehad, was VAN HALEWYN EEN DER Gemagtigden, door zijne Hoogheid benoemd om zich derwaarts te begeeven.

Ook wist hij, hoewel met zeer veele moeite, te bewerken dat de beslissing des geschils naar ’s Prinsen genoegen uitviel. In den Jaare 1685 vertrok hij, nevens andere Gemagtigden, na Engeland, tot het bijleggen van oneenigheden, tusschen de Engelsche Oostindische Maatschappij en de Nederlandsche ontstaan. Als een gevolg der gunste, in welke de Raadsheer VAN HALEWYN BIJ DEN Stadhouder stondt, wierdt het aangemerkt, dat hij, in September des jaars 1689, tot Schepen, van Dordrecht wierdt verkooren. Hij nam inderdaad bezit van dit Ampt, doch wierdt ’er straks wederom van ontslagen. Nogthans beweerde hij, Lid van den Oud-Raad te Dordrecht te kunnen blijven, ’t welk hij, door zijne verkiezing tot Schepen was geworden, en tevens zijne Raadsheersplaats in den Hove van Holland te kunnen behouden. Amsterdam kantte zich daar zeer ernstig tegen, en beweerde, in een uitvoerig Vertoog, de onbestaanbaarheid dier twee posten in een en den zelfden persoon. Doch te Dordrecht waren, zints eenige jaaren, de hekken verhangen, naadat de Burgemeester AREND MUYS VAN HOLY, DOOR De bewerking, inzonderheid, van den Heere VAN HALEWYN, BUITEN het bewind geraakt was. Op de bedenking van die van Amsterdam, de bovengemelde onbestaanbaarheid bouwende op een zeker punt der Instructie voor de Raaden van den Hove, besloot men te Dordrecht tot een onderzoek dier Instructtie.

Dit hadt ten gevolge, dat de Heer VAN HALEWYN BEVOEGD wierdt verklaard om zijne Raadsheersplaats te behouden, en te gelijk Lid van den Oud-Raad te blijven. De weg tot hooger aanzien, na ’t welk hij dong, lag nu voor hem open. Van wegen de Stad Dordrecht verscheen hij, wel haast, ter Dagvaart van Holland, en nam vervolgens zitting ter Algemeene Staatsvergaderinge. Thans evenwel deedt hij vrijwillig afstand van zijn Ampt van Raadsheer. Hangende dit geschil, was de Heer VAN HALEWYN EEN DER Gemagtigden, door zijne Hoogheid na Overijssel gezonden, ter bemiddelinge van een geschil, tusschen de Ridderschap en Steden van dat Gewest ontstaan. ’t Laatste, welk wij aangaande den Heere VAN HALEWYN VINDEN aangetekend, was de onaangenaamheid, hem wedervaaren, ter gelegenheid van het gebeurde met Zijnen broeder, den Oud-Burgemeester, ’t welk boven verhaald is. Op vermoeden dat hij eenige kundschap hadt van deszelfs heimelijken handel met Frankrijk, wierdt hij in verzekering genomen, doch, naa verloop van eenige Maanden, op vrije voeten gesteld, vermids de veroordeelde VAN HALEWYN STANDVAstig was in zijne verklaaring, aan zijnen Broeder nimmer eenige opening gedaan te hebben.

Van wegen den Heere KORNELIS TERESTEIN VAN HALEWYN WORDT Getuigd, dat zijne Hoogheid Prins WILLEM DEN III, MET niemand, behalven den Raadpensionaris FAGEL, VERTROUwelijker verkeering hieldt. Voorts wordt hij beschreeven als een man van groote bekwaamheid en zeer strenge zeden.

< >