Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-07-2022

GODEFRID, KONING DER DEENEN

betekenis & definitie

maakte, in het Jaar 807, zwaare toebereidzelen ten oorlog, om de Abdoriten, die door KAREL DEN GROOTEN, ter wederzijde van de Elve, in de Landen der Saxers geplaatst waren, te beoorlogen. De Deenen hadden weleer in verbond gedaan met de Saxers; en de Koning oordeelde, veelligt, dat de Abdoriten, ten onregte, de Landen zijner Bondgenooten bezaten.

Zo dra had de Keizer geen berigt ontvangen van de toerustinge der Deenen, of hij gaf, onder anderen, bevel, dat de Graaven en andere Keizerlijke Amptenaars, onder de Friezen, zig gereed moesten houden om wel gewapend ten strijde op te koomen. Met den aanvang van het volgende Jaar trok de zoon des Keizers, aan het hooft van een aanzienlijk Leger van Franekers en Saxers, en waarschijnlijk ook van Friezen, naar de Elve. Hier vernoomen hebbende, dat de Abdoriten grootendeels verslagen en cijnsbaar gemaakt waren, sloeg hij eenen brug over de Elve, verwoestte de afgevallene Landstreeken en keerde daar op te rug in Saxen. GODEFRID was, inmiddels, met een grooten buit, naar zijn Land gekeerd. In zijnen togt had hij eene Deensche Koopstad, Rerik genaamd, aan,den oever der Zee geleegen, ten eenemaal verwoest, Ook had hij, langs den oever van den Eiderstroom, eenen hoogen muur doen optrekken, welks overblijfzelen nog heden den naam van Dannewerk dragen.Terwijl de Keizer zig te Nijmeegen bevond, zond GODEFRID aan hem eenige voorslagen van vrede. Doch, in plaats van zig met onderhandelingen bezig te houden, zond hij Krijgsvolk naar de Deensche grenzen, aan de overzijde van de Elve, om gewapenderhand over die voorslagen te handelen; waar op de vijandelijkheden van nieuws eenen aanvang namen. Ook deed de Keizer, aan de overzijde van de Elve, een vesting opwerpen. Hier door werden de Deenen in de daad belet, om te Land iets van belang te onderneemen; doch toen namen zij hunne gewoone Zeetogten te baate.

Met den aanvang van het jaar 810 deed GODEFRID, in allerijl, eene Vloot, van twee honderd Schepen, uitrusten, die, behoorlijk bemand, naar de Friesche kusten stevenden. GODEFRID deed den inval aan drie oorden te gelijk, versloeg alle de Friezen, die hem tegen trokken, en vorderde eene schatting van honderd ponden zilver, die terstond werden opgebragt. Hier door trotsch geworden, begon hij Friesland als een Wingewest te beschouwen. De Keizer, te Aken hier van berigt gekreegen hebbende, bereidde zig om hem tegen te trekken.

Doch eer de beide Legers elkander naderden, was GODEFRID, door zijne eigen lijfwagten, omgebragt. HEMMING, zijn broeders zoon, volgde hem op.

< >