De hoogaanzienlijke Heer ANSFRIDUS, of ANFRIDUS, en zijne huisvrouw HILSEWYDIS, of HILSONDIS, hebben, onder de Keizeren, die OTTO’S genaamd zijn geweest, door huwelijk vereenigd bijna alle de Landen tusschen de Lek en de Schelde , van de Boven-Betuwe af tot aan de grenzen van de Graaven, die lang daar na Graaven van Holland genaamd zijn. Van het Land van Teisterband spreekt hij zelf in verscheide Handvesten.
Van Braband getuigt zulks SIGEBERTUS GEMINIACENSIS, als daar is het Land van Rije, van Huij, en van Leuven; gelijk blijkt uit het verhaal van zijn leven. Van het Land van Strijen, dat HILSONDIS voor huwelijksgoed gehad heeft, spreekt zij zelve in eenen brief, geschreeven te Thoorn (dit is een Jufferen-Klooster, digt bij den slinker oever van de Maas, tegen over het Eiland Stevensweerd, gestigt door ANFRIDUS, ter gunste van zijne dogter BENEDICTA) op den eersten dag van Junij in den Jaare 992, wanneer zij, met goedvinden van haaren man, nu al haar afscheid van de wereld genoomen had, gelijk men spreekt, en zulks vóór hem, als die in het Jaar 594, wanneer hij de Brabandsche rovers donder gebragt had, eerst van Veldoverste, Bisschop van Utrecht geworden is, zijnde de agtiende in order, volgens een oud Schrijver van zijn leven, die een Monnik van ST. PAULUS te Utrecht is geweest. In deezen brief word de Hofstede Gilleijela, met meer andere plaatzen van het Graafschap Strijen, geschonken aan de Kerke van het Klooster van Thorne (thans Thoorn.) Dewijl nu deeze Hofstede geleegen heeft in het Land van Strijen, gelijk hij spreekt, kan men nauwelijks twijffelen, of daar mede word gemeent Gillesen, het welk nog hedendaags een Dorp is in de Baronnie van Breda, het geen weleer een gedeelte was van het Graafschap Strijen, leggende twee gemeene Duitsche mijlen en een vierde van de Stad zelve, naar het Noord-Noord westen.