Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-07-2022

GIANIBELLI, FREDRIK

betekenis & definitie

van Mantua, een man van een Snedig en vindrijk vernuft. Na zig reeds lang te Antwerpen te hebben onthouden bevond hij zig mede aldaar in het Jaar 1584, en dus in den tijd, dat de Hertog VAN PARMA beslooten had, het beleg voor Antwerpen sterker voort te zetten, dan tot hier toe geschied was.

Terwijl men aldaar in groote vreeze was voor gebrek aan mondbehoeften, sloeg GIANIBELLI een middel voor, om de Stad, voor een geruimen tijd, van voorraad te voorzien. Men moest, volgens zijn plan, een Genootschap van eerlijke en getrouwe Burgers opregten, en hun zo veel gelds in handen stellen. als de omslag van een stondersten penning konde opbrengen. Deeze Burgers moesten, voor de penningen, in Holland en elders, op weeklijksche levering, voor zesendertig tonnen schats aan mondbehoeften koopen, en een vierde met gereed geld, en de andere drie vierden over twee of drie maanden betaalen. Voorts moest men deezen voorraad den gegoedste Ingezeetenen thuis zenden, tegen verschot op dit pand van de penningen van inkoop, die zij, met den verhoopten winst, te rug te wagten hadden, wanneer het Genootschap iets verkogt of beval te verkoopen, terwijl zij, voor hunne huisgezinnen, van genoegzaamen voorraad van nooddruft konden verzekerd zijn.

Doch dit ontwerp vond bij veelen geen ingang, als die raadzaamer oordeelden, dat ieder gelast wierd, zig voor twee Jaaren van voorraad te voorzien. Ligt begreep men dat dit ondoenlijk was voor de finalle gemeente; doch men had met voordagt dit verzonnen, om dezelve de Stad te doen ruimen. Maar ook dit vond even weinig ingang als het eerste. Inmiddels gelukte het PARMA, zijnen schipbrug over de Schelde in gereedheid te brengen. De Stad werd hier door zeer benaauwd, en de voornaamste toevoer belet, tot in het volgende Jaar.

Algemeen begreep men in de Stad, dat het behoud van dezelve geheellijk afhing van het vernielen van den brug. Van hier dat elk zig bevlijtigde om daar toe een middel uit te vinden. GIANIBELLI, die altoos het hoofd vol had van nieuwe ontwerpen, vervaardigde eerlang een soort van Brandschepen, die, zo als hij zig verzekerd hield, den brug moesten doen in de Iugt vliegen. Tien Pleiten en twee Schepen, van alles behoorlijk voorzien, werden, op den 4 April, des avonds, naar beneden gezonden.

Een der twee Schepen bereikte den brug niet, maar raakte onderwegen vast, sprong in de lugt en doodde eenige Spaansche soldaaten, die in een Schans aan den oever lagen.

Het ander Schip, voortgedreeven tot aan den brug, deed beter werking; het borst in stukken, met zo geweldigen slag dat ’er de aarde, drie mijlen in het rond, van schudde, en de Schelde haare oevers overstroomde; waar door de Schans St. Maria en de naaste Landen onder water gezet werden. De zwaare zerk- en andere steenen, de ijzeren bouten, nagels en schakels, welke het Brandschip uitwierp, kwetsten en doodden veele Spanjaards, die door den slag niet gesneuveld waren. De brug werd zeer zwaar beschadigd.

PARMA zelf, die ’er nog kort te vooren op geweest was, en zig nu een boogschoot verre van den Dijk bevond, werd door den slag ter aarde gesmeeten. Vijf honderd of meer Spanjaarden lieten daar bij het leeven, en onder deeze, de Markgraaf VAN RYNSBURG, de Heer VAN BILLI en andere voornaame mannen. Hadden de Antwerpenaars kennisse gehad van de uitwerking der Brandschepen, waar van zij eerst op den derden dag daar na berigt ontvingen, in welken tijd PARMA den brug weder deed hermaaken, 't geen voorts de reden was, dat de Stad met den Hertog in onderhandeling moest treeden, zij zouden gewisselijk zeer groote voordeelen op den vijand hebben kunnen behaalen.

In het Jaar 1587, op dien zelven tijd dat LEICESTER binnen Amsteldam was, om zijn verraderlijk ontwerp ten uitvoer te brengen, bevond zig GIANIBELLI, die thans als Ingenieur in dienst der Koninginne ELISABETH was, insgelijks alhier. Schoon hij onlangs, door de Staaten, met een Octroi begiftigd was, tot het maaken van watermoolens en fonteinen, verzwaarde hij, egter, het vermoeden, welk men tegen I-

LEICESTER had opgevat. ’Er wierd een man voor zijnen Herberg geplaatst, die agt gaf, waar hij ging, of wie hem kwam spreeken. Op het Art. van LEICESTER hebben wij reeds geziendat zijne aanslagen verijdeld wierden; dus was hier voor GIANIBELLI ook mets te verrigtten ten nadeele van de Stad.

Zie BOR; HOOFT; Vaderl. Hist. VIII. Deel.

< >