Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 20-10-2022

GEETRUIDENBERG

betekenis & definitie

eene Stad van dien naam, legt drie uuren van Dordrecht, en op gelijken afstand van Breda en Heusden, aan de Landzijde in een vlak laag Land, wordende aan den Oostkant bespoelt door de Rivier de Dongen; ten Noorden heeft zij het Biesbosch. Deeze wateren eb en vloed hebbende, word de Stad daar door tweemaal daags met versch water voorzien; ’t welk, zo wel als de goede grond, het aldaar zeer gezond maakt. Ook is zij ruim en lugtig betimmerd, met fraaie tuinen agter de Huizen. De Stad is middelmatlg van grootte, beslaande slegts driekwartier uurs in haaren omtrek. De haven is van die ruimte, dat wel honderd Schepen daar in zouden komen leggen, indien de vaart, door verlanding, niet moeilijk geworden was. Doch die ruimte is niet met opzet tot een haven aangelegd, maar toevallig veroorzaakt door het uitzetten der vestingwerken. De Stad heeft twee Poorten, als eene aan de landzijde en eene aan de waterzijde, met een klein Poorte aan de haven. De muuren, waar mede Geertruidenberg voorheen omringd was, zijn weg gebrooken, en een aarden wal in de plaats gelegt, die verder is uitgezet dan de voorige, waar van de grondslagen nog te zien zijn. De vestingwerken bestaan tegenwoordig in tien Bolwerken, die met een wijde en diepe gragt omsingeld zijn. De Zuidzijde aan de Dongen is gedekt met een Konterscharp. Voor de Halve Maan in de Konterscharp, die de Koepoort dekt, ligt een Hoornwerk tegen den Dijk, welke naar Steelhoven loopt, en zig met een steenen Beer aan het werk sluit. WILLEM DE I, Prins van Oranje, Heer van deeze Stad en Heerlijkheid, liet de vestingwerken, kort na de Gendschs bevrediging, aanleggen.

Buiten de Stad, aan de Westzijde, waren weleer drie Schansen: de Noordenbosch, de Middelschans en de Koeschans. De twee eerste zijn geheel weg; van den laatsten is de omloop alleen nog in wezen, doch de binnewal mede geslegt, wordende thans door een Commies van ’s Lands Magazijn tot een tuin gebruikt. Nevens denzelven legt de Sluis van den Emelia Polder, waar door het Land onder water kan gezet worden.

Van den naamsoorspronk deezer Stad hebben wij hier boven, op GEERTRUID, reeds gewag gemaakt. Wat het bijvoegzel Berg betekende, is zeer duister, dewijl hieromstreeks, noch berg noch heuvel gevonden word.

Indien het waar is, dat deeze Stad, door Heer WILLEM VAN DUIVENVOORDE, bemuurd is, moet ze, in het Jaar 1304, toen Geertruidenberg, door Hertog JAN VAN BRABAND, belegerd en ingenomen werd, ontmanteld geweest zijn: want WILLEM werd ’er eerst Heer van in het Jaar 1319. Zekerder gaat het, dat Heer WILLEM, twee Jaaren daar na, de grondslagen van het Kasteel gelegd heeft. Dit Slot, waar van geen overblijfzels meer te vinden zijn, stond tot in het Jaar 1420, wanneer het, door Hertog JAN VAN BEIJEREN, belegerd werd, in den oorlog tegen Gravin JACOBA VAN BEIJEREN, na dat de Burgers hem hadden ingelaaten, in weerwil van den Kastelein DIRK VAN MERWEDE, die op het Slot een beleg van zesentwintig weeken uitstond, en uit misnoegen tegen de Burgerij, zo wel als uit verbittering op den vijand, de Stad in brand schoot; waar na hij zig eindelijk bij verdrag overgaf, mids behoudende lijf en goed. Geen minder nadeel leed de Stad, door den watervloed van ’t Jaar 1421.

In het Jaar 1489 werd Geertruidenberg, door JAN VAN NAALDWYK, voor de Hoekschen versterkt. Maar die van Breda, hier door veel nadeels dugtende, verdroegen zig, voor een goede somme gelds, met hem; waar op hij de Stad kort daar na verliet. Geertruidenberg werd, in het Jaar 1573, voor ORANJE ingenoomen, en de bezetting der Stad omgebragt. PARMA bemagtigde haar weder, in het Jaar 1588, door de muiterij der bezetting, die dezelve aan hem verkogt, zij bleef in zijne magt, tot in bet Jaar 1593, in wtelk Jaar zij wederom aan de zijde der Staaten kwam. In het Jaar 1710 werd aldaar de onderhandelingen van vrede, tusschen den Koning van Frankrijk en de Bondgenooten, aangevangen; doch zij liep vrugteloos af. Van ouds hebben, tusschen Holland en Braband, hevige verschillen plaats gehad, over het regt op deeze Stad. De Hertogen van Braband moesten, bij hunne huldiging, zweeren, Geertruidenberg aan Braband te zullen brengen, en de Graaven van Holland, bij hunne blijde inkomsten, met eede zig verbinden, de Stad aan Holland te zullen houden: zulk een tegenstrijdige eed moest door een en den zelven persoon gedaan worden, na dat de Graaflijkheid van Holland in het Huis van Bourgonje geraakt was, en de Hertogen van Braband te gelijk Graaven van Holland waren.

Bij den vrede van Munster, in het Jaar 1648, werden da Hertogen van Braband en de Staaten van Holland wederzijds van dien eed ontheven; blijvende, volgens het 3 Artikel, Geertruidenberg, na de verovering door Prins MAURITS, in het Jaar 1693, onbetwistbaar aan de Staaten. Het getal der Huizen aldaar word geschat op 631, en dat der Inwoonders op 1000, vrouwen en kinderen daar onder gerekend. Onder de voornaame gebouwen munten uit het groote en kleine Prinsenhof. De Kerk, zijnde een groot Kruisgebouw, staat op de Markt, en is voorzien van een zwaaren toren, met verscheiden klokken, tot slag en speelwerk dienende. Verder heeft men ’er een Gasthuis, dat mede op de Markt bij het Stadhuis staat, en daar agter het Oude Vrouwenhuis. Het Oude Mannenhuis slaat aan den Havendijk.

Voorheen bloeiden aldaar de Brouwerijen, en de visscherij van steur, salm en elft; doch beiden zijn zeer verminderd. Tegenwoordig zijn aldaar zeer goede lakenbereiderijen.

Van hier werden weleer Gemagtigden ter Staatsvergadering gezonden. De laatstemaal gebeurde dit in het Jaar 1584. Ook vind men, dat aldaar in de XIV Eeuw nog geld gemunt is.

De Regeering bestaat in den Schout, wiens Ampt zig over het Crimimele en Civiele uitstrekt, twee Burgemeesteren, zeven Schepenen, een Thesaurier en een Secretaris. Schout, Burgemeesteren en Scheepenen maken te samen nog een ander Collegie uit, waar in de zaaken van belang, als over de Burgerlijke Regeering en geldmiddelen, verhandeld worden. Voorheen was aldaar een Oud-Raad, die uit de buiten bediening zijnde Regenten bestond, en in de voornaamste zaaken moest gekend worden.

Onder Geertruidenberg behoort, behalven de Landen van het onmiddelijk Regtsgebied der Stad, het Ambagt en Dorp Made. Het Wapen deezer Stad is een Coudschild met een rooden klimmenden Leeuw, gewapend met een staanden Knods.

Tegenwoordige Staat der Nederlanden, VII. Deel, bl. 231, enz.

< >