Dit schijnt geweest te zijn eene Parochie, of ten minsten een Kapel, in de Veenlanden van Fivelingo, waar omtrent de gravers woonden, die de brandstoffe leverden aan de Kloosters. Maar na dat deeze geheel uitgegraaven waren, was het natuurlijk gevolg, dat zij eene eenzaame verlaatene plaats geworden is; en bij gevolg ook het Kerkje zelf, welke de Abten aan de voorzorge van een Diaken weleer hadden opgedraagen. EMO verhaalt, dat de Diaken van FENE, met name FALKWARD, in het Jaar 1227, dood geslaagen werd, en dat, om deeze en andere moorden van Priesteren, die van Fivelingo in den ban zijn gedaan. De verlaatene plaats behoud nog hedendaags den naam van Gaarveen, hoewel dezelve, al voor lang, van veenstoffe geheel ontbloot Is geweest. Zij legt ten Noorden vau Sapmeer.
ALTING, Not. Germ. Inf, Tom. II, fol. 53.
FERDINAND DE I
van dien naarn onder de Roomsche Keizers, was de zoon van FILIPS DEN I, Koning van Spanje, en van JOHANNA, erfdogter van FERDINANT, toegenaamd de Catbolijke, broeder van Keizer KAREL DEN V; op den 10 Maart, des Jaars 1503, te Medina, of volgens; anderen, te Alvala de Hinares gebooren. Hij werd in Spanje, door de beroemdste mannen, in de Mathematische en Staatkundige wetenschappen onderwezen. Vervolgens begaf hij zig, nevens zijnen Hofmeester GABRIEL SALAMANCA, naderhand Graaf VAN ORTENBURG, naar Duitschland, daar hem, in den Jaare 1521, bij de Rijksverdeeling, door zijnen broeder Keizer KAREL DEN V,
de Provintien van Duitschland werden ingeruimd. Hij trouwde met ANNA, dogter van UDESLAUS DEN II, Koning van Boheemen en Hungarijen ; welk huwelijk hem den weg baande tot den Troon van die beide Koninkrijken. FERDINAND werd, na den slag bij Mohats, waarin DODEWYK, Koning van Hungarijen en Boheeme, de broeder zijner Gemalinne, sneuvelde, zonder kinderen natelaaten, op den 24 Februarij, in het Jaar 1527, te Praag, met groote plegtigheid, als Koning van Boheeme gekroond. De Hungaaren hadden, voor een groot gedeelte, eenen JAN, Graaf van Zips en Waiwode van Zevenbergen, in het oog.
FERDINAND grondde zijnen eisch op zeker verdrag, in den Jaare 1491, tusschen Keizer MAXIMILIAAN en LADISLAUS, Koning van Hungarijen geslooten, uit kragt van het welke, bij onstentenis van manlijk oir,het Oostenrijksche Huis zou opvolgen; en voorts, op het regt zijner Gemalinne. Hij begaf zig terstond naar Hungarijen, en deed zig aldaar, den 28 October, in het Jaar 1527, kroonen. De Waiwode JAN, Graaf van Zips, wiens magt niet zo groot als die van FERDINAND was, bragt zijne klagten aan den Paus, aan de Rijksvergadering en aan de Hoven van Frankrijk, Engeland en Poolen. Doch Hij bediende zig van zulke harde en aanstoofelijke woorden, dat ’er verbittering tegen hem ontstond. Dus bij geene Christen Mogenheden eenige hulpe konnende vinden, nam hij zijne toevlugt tot den Turkschen Keizer SOLIMAN, aan wien hij beloofdeJaarlijks een groote somme te zullen betaalen, indien hij hem op den Troon hielp. SOLIMAN, die zig ter zijner hulpe gereed maakte, belegerde, in het Jaar 1529 met een Leger van 300,000 man, de Stad Wenen; doch de aantogt van het Leger der Christenen noodzaakte hem, na het doen van 20 vergeefsche stormen, waar bij hij 60,000 man verlooren had, het beleg optebreeken. Dewijl, intusschen, de Oorlog in Italië moest worden voortgezet, Werd Graaf JAN niet verder vervolgd; zo dat de onlusten in Hungarijen gestild werden. JAN, die als Koning Neder-Hungarijen regeerde, sloot met FERDINAND een verdrag, bij ’t welk deeze tot erfgenaam van JAN verklaard werd; die ook kort daarna overleed.
Onder bescherming van SOLIMAN stelde zijne weduwe haaren zoon op den Troon. Doch SOLIMAN werd, door FERDINAND, gedwongen, het beleg van Ofen optebreeken; ’t welk daarna met troepen bezet werd. De jonge Graaf van Zips werd, nevens zijne moeder, in ballingschap gezonden, in het Jaar 1540. Het volgende Jaar viel het groende gedeelte van Hungarijen in handen van FERDINAND, die daarop een verdrag sloot met de weduwe van Graave JAN, die daarbij genoodzaakt werd, hem Zevenbergen aftestaan. Doch alzo de Turken ’er zig meester van maakten, vond FERDINAND zig genoodzaakt, zo goed hij kon, een einde van dien ongelukkigen Oorlog te maaken. Terwijl dit in Hungarijen voorviel, werd FERDINAND, in het Jaar 1531, niettegenstaande het protest van den Keurvorst van Saxen, te Keulen tot Roomsch Koning verkooren, en te Aken gekroond: het oogmerk hiervan was, op dat hij, in afwezenheid van zijn broeder Keizer, KAREL DEN V, de zaaken des Rijks met nadruk zou konnen bestieren. Drie Jaaren daarna erkende hem de Keurvorst als Roomsch Koning; doch niet dan op zekere voorwaarden. Na dat ULRIG, Hertog van Wirtenherg, hersteld was, FERDINAND was, in het Jaar 1547, tegenwoordig bij den slag, in welken de Keurvorst van Saxen gevangen werd genoomen. De Boheemers weigerden, uit hoofde van zeker oud verbond, dat zij het Erfbroederschap noemden, te vegten. FERDINAND, thans voorspoedig in den Oorlog, ontzette de Boheemers, en wel voornamelijk de Stad Praag, van alle hunne voorregten.
Doch ten opzigte der belijders van de AugsBurgsche Consessie, was hij eenigzins gematigder dan zijn broeder; ook bevorderde hij, zo veel in hem was, de Passausche Vrede, ’t welk veel toen bracht, dat hij, na den afstand van KAREL DEN V, in ’t Jaar 1556, zonder veel tegenstand voor zijn opvolger erkend werd. De Paus, over die keuze niet voldaan, weigerde hem te kroonen; zedert dien tijd, heeft geen Keizer den Paus daarom meer gevraagd. FERDINAND, ziende dat zijn broeder, met allen dwang, in het stuk van den Godsdienst, niets vermogt had, wendde het overeen anderen boeg, en zogt de verdoolde Schaapen, zo als hij de Hervormden noemde, door zagtigheid in een stal te brengen. Den vermaarden CASSANDER deed hij, ten dien einde, een vereenigingsgeschrift opstellen;dog zijn dood verhinderde hem, dit geschrift te voltooien. Keizer FERDINAND overleed den 25 Julij, van her Jaar 1564. In het voorgaande Jaar, had hij zijnen zoon MAXIMILIAAN als Roomsch Koning doen kroonen, weike waardigheid aan zijns, broeders zoone, FILIPS DEN II, geweigerd was. 'Er word van deezen Keizer getuigd, dat hij was een zeer verstandig, zagtmoedig en regtvaardig Vorst, hebbende ten zinspreuk: Liever met nadeel dan met onregt. Zijne Erflanden, als men Hungarie en Boheemen uitzondert, genooten tamelijke ruste. De Nederlanden, met wier rampen hij zeer begaan was, smaakten al het goede, dat hij in slaat was, daar aan toe te brengen.
Uit zjn huwelijk, met ANNA boven gemeld, en die, in ’t Jaar 1547, van haar vijftiende kind, in het Kraambedde stierf, verwekte hij vier zoonen en elf dogters: als MAXIMILIAAN, die hem in de Regeering volgde; FERDINAND, Aartshertog van Inspruk; JAN, jong gestorven; CAREL, Aartshertog van Oostenrijk, die deezen Stam heeft voortgeplant; ELISABETH, Gemalin van SISGISMOND, Koning van Polen, ANNA, die ten man had ALBERT DEN V, Hertog van Beijeren; MARIA, Gemalin van WILLEM , Hertog van Cleeve; CATHARINA, getrouwd, eerst met FRANCOIS GONZAGA, Hertog van Mantua, en daarna met haar zusters man, SIGISMOND, zo even gemeld; BARBARA, gehuwd met ALPHONSUS VAN ESTE, tweeden Hertog van Ferara; JOHANNA, getrouwd met FRANCOIS DE MEDICUS, Groot Hertog van Toskane; MARGRETA, Geestelijks dogters; URSULA, in de wieg gestorven; HELENA, ongehuwd gegest. De overige Keizers, die deezen naam gevoerd hebben, ben, als FERDINAND DE II, DE III, DE IV, DE V EN DE VI, als minste r betrekking tot de Nederlanden hebbende, gaan wij met stilzwijgen voorbij.
Zie SLEIDANUS; TILANUS, enz.