Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 19-04-2022

FAUKELIUS, HERMANUS

betekenis & definitie

was, in het Jaar 1616, Geresormeerd Predikant te Middelburg, in Zeeland alwaar hij in den dienst bevestigd werd den 27 Junij, in het Jaar 1599. In dat Jaar werd hij, nevens anderen , beschreeven, ter bij wooning van de Kerklijke vergadering, welke te Amsteldam gehouden werd , om aantedringen op het houden van de Nationnale Sijnode. Men overwoog, op die vergadering, eene Resolutie, genomen bij de Staaten van Gelderland, ter zaake van de Kerklijke verschillen; in dezelve was goed gevonden en gelast. dat haare Classe ten overstaan van het Hof, en ettelijke Gedeputeerden des Landschaps eenig bekwaam middel van accomoaatie, was 't mooglljk, zoude beraamen, of dat anders de Heeren, bij voor raad, eene tusschenorder zouden beraamen. Deeze Resolutie beviel niet aan de Kerklijken , die van oordeel waren, dat alles aan de Nationaale Sijnode moest onderworpen blijven. In het Jaar 1618, was hij een Lid der Provintiaale Sijnode van Zeeland, en werd door dezelve mede gedeputeert tot de Nationaale Sijnode, en vervolgens gelast, geene verdraagzaamheid omtrent de vijf Artikelen, en andere verschillen met de Remonstranten, voorteslaan, noch toe te laaien, zonder reces te neemen.

In de tweede Sessie der Sijnode, werd FAUKELIUS, nevens ROLANDUS, gekoosen tot Assessor, waarin de Rentonstranten weinig genoegen namen, dewijl zij deeze beiden, zo wel als den President BOGERMAN, voor hunne sterkste partijen hielden. In de 12 Sessie werd hij mede benoemd tot eenen der overzetters van het Nieuwe Testament. Na het eind is en van de 42 Sessie, bragt FAUKELIUS, aan de gedaagde Remonstranten, de copijen van het verhandelde, en stelde hem de vragen van den President voor; welke hier in bestonden: „of de Remonsranten verstonden, dat men zulke vrijheid, om hun gevoelen voortestellen, te verklaaren en te verdedigen, en andere gevoelens te bestrijden, behoorde toetelaaten, die met geene wetten van de Heeren Gedeputeerden Hunner H. Mog. ofte van de Sijnode bepaald om omschreven waren, maar die alleenlijk hunne conscientien zoude houden billijk en genoegzaam te zijn."

Terwijl de Remonstranten deeze vraagen afschreeven, om dat FAUKELIUS weigerde hun die te Iaaten, geraakte PYNAKKER met hem in gesprek; deeze klaagde over de hardigheid en onbillijkheid, die de Sijnode tegen de Remonstranten oefende, hen persende met ja of neen, in zo gewigtige stoffe, zonder tijd vergunning te antwoorden. Waarop FAUKELIUS hernam, dat de Remonstranten de zaak te lang sleepende hielden en het Landde groote kosten niet kon draagen. Waarop PYNAKKER hem toevoegde: „ dat die geen, die een toren wilde timmeren, te vooren de kosten moest berekenen. Kon het Land de kosten niet draagen, ware het beter de Sijnode nagelaaten. De Sijnode moest tot het afdoen van zo zwaare en verwarde zaaken tijdgeeven, en zig de kosten getroosten.” FALKAULIUS zeide daarop dat de zaaken geen uitstel konden lijden. Dan moogt gij ons hebben thuis gelaaten , zeide PYNAKKER. ,, Men hadde de Remonstranten konnen thuis laaten, ” zeide FAUKELIUS daarop, „ wijl de Sijnode stof genoeg had om „ hun te beoordeelen uit hunne geschriften maar de Sijnode „ had de Remonstranten, ten overvloede en om welllaanshalve, ontboden, om dat zij niet zouden schijnen, onverhoord veroordeeld te zijn.”

Na het eindigen van de 123 Sessie, op den 30 December, van het Jaar 1618, vertrok FAUKELIUS, nevens anderen, naar den Haage, om aan de Staaten Generaal rapport van het hier verhandelde te brengen, en derzelver nadere orders te vraagen. In de 128 zitting werd FAUKELIUS mede gecommitteerd tot het opstellender Canons; en naderhand, in de 165 Sessie, benoemd tot Mede-Examinateur van de Nederlandsche Gelooftbelijdenisse. In de 174 Sessie was hij tegenwoordig bij het nazien der Sormulieren en toestemming der Leere; wordende hij al verder, in de 177 Sessie, den. 27 Maij, in het Jaar 1619, door de Sijnode gemagtigd, om, met en benevens den President BOGERMAN, den Schriba FESTUS HOMMIUS en POLYANDER, de Staaten Generaal, uit naam der Sijnode, te bedanken, voor de weldaaden, aan de Kerk beweezen, en de gemelde Staaten te verzoeken, derzelver toestemming, op derzelver besluiten, te willen verleenen en ten uitvoer doen brengen, enz. Dit deeden ook, drie dagen daarna, de Wethouders van Dordrecht. Tot een geschenk, boven zijn gewoon daggeld, zijnde de vier guldens, ontving thans FAUKELIUS eene somma van driehonderd guldens.

Zie UITTENBOGAARD; TRIGLAND; BRANDT, II en III Deel; W. TE WATER, Reformatie van Zeeland, bl. 191.

< >