was, in het Jaar 1619, Predikant in de Nieuwe Tonge, en werd, als behoorende tot de Remonstranten, in dat zelfde Jaar, door de Klassis van Leyden, in zijnen dienst geschorst, en, om dat hij de Canons der Dordrechtsche Sijnode weigerde te ondertekenen, vervolgens geheel afgezet. Op den 10 van de maand September, nevens anderen, voor Gecommitteerde Raden verscheenen zijnde, en aldaar weigerende, de acte van stilstand te tekenen, werd hun het Land ontzegd, en zij, door eenige Staaten Boden, naar Waalwijk gevoerd. ABRAHAM LA FAILLE was de zoon van BERNARDUS LA FAILLE voorheen Predikant in 's Gravenhage. Deeze, schoon tot de Contra-Remonstranten behoorende, was, echter, onder anderen, door de Delftsche Sijnode, voor den tijd van zes weeken, in zijnen dienst geschorst, met bedreiginge van hem voor gedeporteert te zullen houden, indien hij, binnen den tijd van zes weeken, aan de Sijnode geene voldoening gaf. Dewijl ’er geene andere bezwaaren tegen hem waren , dan alleen, dat hij een vriend van UITTENBOGAART was, en hij zig daarop stil hield, verstond de Sijnode, dat het vonnis van gedreigde afzettinge moest voivoerd worden. Andere, van een meer Vredelievenden geest, waren van oordeel, dat BERNARDUS voor de Sijnode gedagvaard, en hem de verzoening moest worden aanaangeboden: doch hij weigerde te verschijnen, en hield zig voor gedeporteert.
De Sijnode beschouwde toen haar vonnis als wettig, en beval hem, zig te gedragen als een onbeampt persoon. BERNARDUS LA FAILLE verscheen daarop, den 3 Augustus, voor de Sijnode, daar hij, ingeschrift, verklaarde, dat hij ten onregt was gesuspendeert en gedeporteert; dat hij niet begeerde dat men zijne zaak op nieuw zou overzien , maar dat hy zig als een ampteloos persoon wilde gedragen. De Sijnode wilde zijne zaak weder ter hand neemen; doch hij bleef bij zijn gevoelen, verklaarende de acte van stilstand te zullen tekenen: zo als hij ook deed, in de maand September daaraanvolgende, met nog twaalf anderen.Zie BRANDT, Reformatie, III. Deel, bl. 343, 864, 865, 886, 914 en 915.