Advocaat der Abdij van Egmond, na wiens overlijden DODO zig als erflijk Advocaat wilde doen kennen; dat hem, door den Abt WIJBOLD, die, in het jaar 1161, Heer WOUTER gevolgd was, betwist, en die daarin ondersteund werd door alle de Kloosterbroeders. DODO, om zijn regt te doen gelden, deed beslag leggen op alle de kloostergoederen.
De twisten, die daar uit voortkwamen, werden zo hevig, dat beide partijen zig verpligt vonden, de zaak voor te stellen aan Graave FLORIS DEN DERDEN; die dan ook, in het jaar 1174, de volgende uitspraak deed:Kennelijk zij alle geloovige Kristenen, dat Floris, Graave van Holland, zoon van Dirk, in hoope dat Godt hem daar voor zal beloonen, het verschil, dat 'er ontstaan was, tusschen het Klooster van Egmond, en Dodo, Berwouts zoon, (dewijl hij voorgaf, dat het ampt van Klooster Voorspraak, en het regt der geheele Abdij, zijn Erflijk leen was, en de Kloosterbroeders dit wederspraken) geslist en bijgelegd heeft: Weshalve de Graave, op het advis zijner Raaden en Edelen, geordonneert, en voor een groote menigte van menschen uitspraak gedaan heeft, dat de Graave van Holland, alleen is en blijft wettig Advocaat der Kerke van Egmond, en dewijl de kerk in het mindere geen uitspraak ontbeeren kan, daarom heeft Hij openlijk vastgesteld, dat de geen, die de Graaven des Lands, en den Abt des Kloosters, met gemeen goedvinden, daartoe mogten verkiezen, de Advocaat des Kloosters zijn zal; en die bediening niet uit eenig gunstbewijs, maar volgends overeenstemming, zo lang behouden zal, als de Abt en Graaven dienstig zullen oordeelen.
Graaf FLORIS ontkende dus het regt, dat DODO meende te hebben; doch na gedaane uitspraak, werd DODO echter als Advocaat aangesteld. Hij bouwde daarna zijn Slot, dat men nog den Hoef noemt. Men zie, wat wij, ten aanzien van dit ampt van ADVOCAAT DER KERKE, reeds gezegd hebban, in ons I. Deel.
