Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

DIRK DE ZESDE

betekenis & definitie

de Negende in den rang der Hollandsche Graaven, was de oudste van de drie zoonen van FLORIS DEN TWEEDEN en van Vrouwe PETRONELLA. De ontijdige dood van zijnen Vader was oorzaak, dat zijne Moeder, als Voogdesse, de regeering, geduurende zijne minderjaarigheid, aanvaardde.

PETRONELLA was eene vrouw, van geen minder moed, dan voorgemelde GEERTRUID, Moeder van DIRK DEN VIJFDEN, geweest was. Zij bestuurde het Graafschap eenige jaaren, schoon zij, in den aanvang van haar bestier (1123), door de partij van haaren broeder LOTHARIUS, toen Hertog van Saxen, tegen Keizer HENDRIK DEN VIJFDEN te trekken, zig in zwaarigheden wikkelde, die zij had kunnen ontgaan. Men leest zelfs dat zij aan den Keizer weigerde, de Leenverheffing voor haaren zoon te vraagen. Hierdoor noodzaakte zij HENDRIK DEN VIJFDEN, met een leger, in het volgende jaar 1124, naar Holland te komen, om haar daar toe te dwingen; dat hem ook weinig moeite koste. HENDRIK DEN VIJFDEN, in dat zelve jaar, overlijdende, rees haare magt en moed, dewijl haar broeder LOTHARIUS tot Keizer verheven werd. Eene zaak van het grootste belang, voor haar en voor 's Lands ingezetenen, was deze; wordende daardoor de twist en vijandschap, tusschen den Keizer en de Hollanders, die meer dan eene eeuw geduurd had, eensklaps in vriendschap veranderd. Niets liet PETRONELLA onbeproefd, om, al wat ten voordeele van den jongen DIRK strekken kon, ter hand te neemen. De Graafschappen Oostergo en Westergo werden, door LOTHARIUS, den Utrechtschen Bisschop ontnomen, en aan het Hollandsche Graafschap gehegt. Hiermede niet vergenoegd zijnde, trachtte zij ook het Graafschap Vlaanderen voor hem te bekomen. KAREL DE GOEDE, Graaf van Vlaanderen, in het jaar 1127, te Brugge, omgebragt zijnde, zonder kinderen na te laaten, dagt haar dit een voorval te zijn, ’t welk niet dan een gunstig gevolg kon hebben. Zij wist zig wonder wel te bedienen van een schijnbaar regt, ontleend uit het in ’t voorgaande Artikel gemelde huwelijk, van Vrouwe GEERTRUID met ROBBERT DE VRIES.

Maar de grootvader van DIRK DEN DERDEN was niet meer dan een Voorzoon van ROBBERT geweest; dus het meer staatzucht dan regt was, daar zij op bouwde. Het eenigste voordeel, dat zig opdeed, was, dat de Vlamingen den jongen Graave niet ongunstig waren; zij oordeelde, dat op die wijze het oud geschil, over Walcheren, best kon worden weggenomen. Om deze genegenheid en denkwijze meer aan te drijven, begaf zig PETRONELLA naar Brugge, en verspilde ’er aanzienlijke sommen, om de Vlaamsche Heeren te winnen. Dan het liep al op niet uit, dewijl WILLEM VAN NORMANDIJË, zusters zoon van den overledenen Graave KAREL, door bewerking van Frankrijk, tot Graave van Vlaanderen verheven werdt; ’t geen PETRONELLA, met haaren zoon, onverrichter zaaken, deed herwaarts keeren.

Op dit pas had DIRK DE ZESDE den ouderdom van agttien jaaren bereikt, en was dus in staat, het bewind zelve te aanvaarden. Zijn oudste broeder, bekend bij den naam van FLORIS DEN ZWARTEN, was een jongeling, die, door zijne uitmuntende hoedanigheden, bij ieder bemind was; geen ander gebrek werd hem toegeschreven, dan eene al te verre gaande Staatzugt. En dit was oorzaak, dat de beide broeders gestadig in onmin leefden; iets, ’t geen aan PETRONELLA veele zorgen en moeite veroorzaakte. Om alle kwaade gevolgen voortekomen, hield zij de voogdijschap, zo lang haar mooglijk was, in handen. En hier in zou zij nog volhard hebben, zo niet de vijandlijkheden der Westfriezen aan DIRK gelegenheid gegeeven hadden, om te toonen, wat men van zijnen heldenmoed te wagten had: te meer, daar het klaar bleek, dat FLORIS niet onschuldig aan den opstand der Westfriezen was.

De winter van het jaar 1132 was boven mate fel. De wegen waren hard, en de wateren in sterk ijs veranderd; dit was de beste gelegenheid, om hun met een leger te naderen. DIRK DE ZESDE, zig daarvan bedienende, trok, met zijne bijhebbende magt, van Alkmaar, op de Westfriezen aan. Onmagtig om hem weerstand te bieden, vlooden zij landwaarts in, stellende de Dorpen en Gehugten bloot voor de plondering van het Hollandsch leger, dat, rijk beladen met buit en gevangenen, naar Alkmaar terug keerde.

FLORIS DE ZWARTE werd tot hoofd en beschermer, door de Westfriezen, aangezogt. Hij deed zig niet lang nodigen, maar begaf zig derwaarts; doende voorts zijnen broeder, een gantsch jaar lang, allen mogelijken afbreuk. Alkmaar werd, onder zijne aanvoering, overvallen, en deerlijk geplunderd en gebrand. De Kennemers, mede te onvrede op Graaf DIRK, van wegen onmagtige geldafperzingen, verbonden zig ook met FLORIS en deeden hem hulde. De Westfriezen en Kennemmers, dus vereenigd, staken de Sloten en Lusthoven der oude Hollandsche Graaven, in Kennemerland en te Haarlem gestigt, in brand.

De Westfriezen besteedden, tot het pleegen dier verwoestingen, telkens maar éénen dag, begevende zig met den avond wederom huiswaarts. Anders handelden hieromtrent de Kennemers: waarom Graaf DIRK besloot, hun ieder in ’t bijzonder aantevallen. De Kennemers waren de eersten, die zo onzacht van hem gehandeld werden, dat zij, in grooten getale, zig aan hem moesten onderwerpen.

PETRONELLA, die, met gevoelige smerte, twee jaaren lang, deze handelwijze moest aanzien, bewoog haaren broeder LOTHARIUS, om tusschen beide te komen, en DIRK met zijnen broeder FLORIS te verzoenen. Door middel van zijn gezag, noodzaakte hij hun spoedig tot een verdrag, waarbij FLORIS in het bewind over Westfriesland bevestigd werd. Maar dit bewind was van geen langen duur. Zie hier, wat daar toe aanleiding gaf.

ARNOUD, Heer van Rechem, in ’t Land van der Mark, overleeden zijnde, liet zijne zeer aanzienlijke goederen na aan eene éénige Dogter, WELWIG of HADEWIG genaamd, staande onder de voogdij van haaren oom HERMAN, Heere van Arendsberg. De Leenmannen van den overledenen Heere van Rechem, zo ’t schijnt, misnoegd over deze voogdijschap, zagen om naar eenen bekwaamen echtgenoot voor HADEWIG, en lieten het oogvallen op FLORIS DEN ZWARTEN dien zij spoedig gereed vonden om het huwelijk te aanvaarden, op voorwaarde, dat zij hem als wettigen Heer zouden huldigen, gelijk zij deeden. De Keizer, die gaarne de verhooging van zijnen Neef zag, stemde geredelijk tot dit huwelijk.

Niemand was ’er meer tegen dan HERMAN, die zig noch door FLORIS, noch door de Leenmannen, tot het huwelijk liet beweegen. FLORIS, steunende op de gunste der Leenmannen, en boven al op zijne vermaagschapping met den Keizer, zogt zig, door de wapenen, in ’t bezit der Heerlijkheid, en van HADEWIG, te stellen. De landen van den Heere van Arendsberg, en van GODFFRID VAN KUIK, deszelfs broeder, werden zeer door hem beschadigd, ja zelfs Utrecht, dat toen onder bewind stond van ANDRIES VAN KUIK, broeder of neef van GODEFRID. FLORIS hield de Stad Utrecht voor zijne wapenplaats, werwaards hij, van eenen uittogt terug keerende, geduurig de wijk nam; iets, ’t welk de Bisschop, door de gunst, die de Burgerij hem toedroeg, niet beletten kon. Leksmond, waarin de Bisschop bezetting hield, werd bemagtigd en aan koolen geleid.

De Heeren VAN ARENDSBERG en KUIK, geenen kans ziende om FLORIS DEN ZWARTEN, met geweid, te overmeesteren, namen toevlugt tot list, en overvielen hem onverhoeds, terwijl hij, van weinigen verzeld, op de jagt uitreed, en beroofden hem, te Absteede, even buiten Utrecht, van het leeven. De aanleggers van dezen moord werden, door LOTHARIUS, in den Rijksban gedaan, en hunne goederen verbeurd verklaard. Graaf DIRK werkte mede om hun te verdrijven. Eerst na den dood van den Keizer (1137), verzoenden zij zig met hem, mids zig als Leenmannen van den Graave verklaarende.

De dood van LOTHARIUS, die door KOENRAAD DEN DERDEN opgevolgd werd, veroorzaakte een nieuwen oorlog, tusschen de Hollanders en Utrechtschen, uit oorzaak dat de Keizer de Graafschappen Oostergo en Westergo aan den Bisschop ANDRIES VAN KUIK schonk, in vergelding van de moeite, die hij had aangewend, om hem ten zetel te verheffen. DIRK DE ZESDE, die reeds lang een wrok op den Bisschop gehad had, verbond zig met zijnen behuwdbroeder OTTO, Paltzgraaf, en deszelfs zoon OTTO, Graaf van Benthem. Zij hadden ten oogmerke, een inval in Drenthe te doen. Eer OTTO VAN BENTHEM dit deed, verzetteden zig de Groningers mede tegen den Bisschop. OTTO werd, door de Bisschoppelijke legermagt, geslagen en gevangen. DIRK, om die schade te vergoeden, sloeg het beleg voor Utrecht. Maar wat gebeurt ’er?

De Bisschop, zijne waereldlijke magt te gering achtende, bediende zig van een wel verzonnen list. Zig in zijn geestelijk gewaad gestoken hebbende, trok hij, met al de Geestelijkheid, niet om ten strijd te gaan, maar bij wijze van processie, ter Stad uit, houdende het boek in de hand, waaruit hij dreigde, het Banvonnis tegen DIRK te zullen leezen. De Hollanders, door dit ongewoone schouwspel verstomd, stonden ten uitersten verbaasd. Graaf DIRK zelf was zo danig verslagen, dat hij beval, de wapenen neder te leggen. De listige Bisschop zuimde niet, daarmede zijn voordeel te doen. Hij noodzaakte hem, bloothoofds en barrevoets, op de knieën, om vergiffenis te smeken. nadat de Graaf deze schandelijke vernedering ondergaan had, gaf de Bisschop hem den kus des vredes, en verzoende zig met hem.

De Graaf VAN BENTHEM verloor ’er het meeste bij: want hij kreeg zijn ontslag niet, dan op voorwaarde, van zijn Graafschap tot een Leen van de Utrechtsche Kerke te stellen. Kort daarna omgebragt wordende, ging zijn Graafschap over op OTTO, zoon van SOPHIA en DIRK DEN ZESDEN.

Graaf DIRK, van allen binnenlandschen oorlog nu ontslagen zijnde, ondernam, in het jaar 1139, een togt naar het H. Land. Hij nam zijnen weg over Rome, alwaar Paus INNOCENTIUS DE TWEEDE hem onthief, ten opzigte der Kloosters van Egmond en Rhijnshurg, van de onderwerpelijkheid aan den Bisschop van Utrecht; stellende wijders dat dezelve, tegen betaaling van eene geringe jaarlijksche schatting, alleen van den Paus zouden afhangen. Na de terugkomst van DIRK DEN ZESDEN, ontstonden ’er, in het jaar 1150, nieuwe twisten, over de verkiezing van eenen Utrechtschen Bisschop; zo wel DIRK DE ZESDE, als HENDRIK, Graaf van Gelder, en DIRK, Graaf van Kleef, zagen gaarne HERMAN VAN HOORNE daartoe bevorderd; die van Utrecht en Deventer, daarentegen, wilden FREDRIK, zoon van Graave ADOLF, indringen. Graaf DIRK, gesterkt door de magt des Keizers, plaatste HERMAN VAN HOORNE op den zetel.

Terwijl hij hier mede ijverig bezig was, ondernamen de Westfriezen een opstand tegen hem. In het jaar 1155 deeden de Dregter Friezen (versta die van Enkhuizen) een inval in Kennemerland, plonderende en brandende aan alle kanten; doch de Haarlemmers en Osdorpers vielen hun zo onzagt aan, dat zij genoodzaakt waren, het land te ruimen; wordende ’er wel negen honderd van hun in de vlugt gedood.

Twee jaaren daarna overleed DIRK DE ZESDE, op den 5den Augustus des jaars 1157, nalaatende, uit zijn huwelijk met SOPHIA, dogter van OTTO, Paltzgraave op den Rhijn, FLORIS DEN DERDEN, die hem opvolgde, PELGRIM, ROBBERT en OTTO.

< >