was, in het jaar 425, de derde Koning der Franken, zijnde een zoon van PHARAMOND en WAREMOND, waarvan sommigen willen dat de Heeren VAN WARMOND afkomstig zijn. Den bijnaam van COMATUS zou hij gekreegen hebben van zijn lang hair, dat hij, volgens een gewoonte der Franken van dien tijd, droeg, ten bewijze van zijnen Adeldom, wordende ook alle de overwonnenen gedwongen, hair en baard aftescheeren.
Van het lange hair der Frankische Koningen zegt MONTESQUIEU:„De volken, die zig geheel aan den akkerbouw overgeeven, weeten niets van de pracht. Men kan de edele eenvoudigheid der Duitschers genoeg uit Tacitus leeren kennen. De konst doet niets tot haaren sieraad, zij vinden dit in de Natuur. En wanneer zig de Opperhoofden van de familie willen onderscheiden door openbaare merktekenen, zo vinden zij die mede in de natuur. De Frankische, Bourgondische en Westgottische Koningen droegen in plaats van de Diadeem, haar lang Hair." Esprit de Loix, Livr. 18 Ch. 23.
Veel verschil is ’er onder de Schrijvers, waar deze CLODIUS COMATUS zijnen zetel gehouden hebbe. Daar zijn ’er onder de ouden, die hem plaatsen over den Rhijn, bij Duisberg, in de landpaalen der Thuringers, en zeggen dat hij daar een Burgt of Kasteel zou gehad hebben. De woorden van GREGOIUUS TURONENSIS zijn: Clodius in Francia regnans trans Rhenum apud Dyspergum, in terminis Tungrorum castra habens. SIGBERTUS heeft eenige verandering in den naam: Clodius (zegt hij) Thuringiam invadit & in Dispargo Castello Turingorum aliquamdiu habitavit. SIGONIUS stelt ook Dyspargum en Thuringiam. ADO VIENNENSIS spelt den naam van ‘t Kasteel Disporum. ‘t Zij nu dat men het Dyspergum of Dysporum noeme, wordt het, echter, door veelen, voor Duisberg, een Burgt tusschen Wezel en Dusseldorp, gehouden. M. VAN DER HOUVE stelt, met anderen, den naam van Dysburg, in Thu of Duringerland, maar verstaat ’er Neder-Thuringerland door, te weeten, Dordrecht en Doorestad, of Wijk bij Duurstede, die, naar hij zegt, de Hoofdsteden waren.
Uit dat Kasteel dan trok CLODIUS over den Rhijn, en veroverde Kamerijk, Atrecht, en al het land tusschen de Schelde en de Somme; in ‘t kort, een groot deel van de Spaansche Nederlanden: en het land van Luik. Al wat hij buiten dat verricht heeft, gaan wij stilzwijgende voorbij. Zijn dood wordt gesteld op het jaar vier honderd en vijftig. Hij werd gevolgd door MEROVEUS, die voor den stichter van het huis te Merwal gehouden wordt.