Markgraaf van. Na dat, in het jaar zestien honderd agt-en-vijftig, Don</i> JAN VAN OOSTENRIJK, van de opgegeeven, der Spaansche-Nederlanden ontslagen was, werd CARACENA, in ‘t volgende jaar, op naam des Spaanschen Konings, bij voorraad, in het gebied, als Landvoogd, aangesteld; doch, de stilstand van wapenen, dien hij, voor eenige weeken, wist te sluiten, tusschen de Franschen en Spanjaarden, en de daarop volgende Pijreneesche Vrede, waarbij Frankrijk in het bezit van een groot gedeelte van Artois, Henegouwen, Luxemburg en Vlaanderen, gesteld, was oorzaak, dat weinig of niets door hem in de Spaansche Nederlanden verricht is geworden.
Zie AITZEMA, IV. Deel, p. 329. enz.