Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

CAMPEN, Jacob van

betekenis & definitie

Heer van Rambroek, geboren te Haarlem, doch onzeker wanneer, gestorven op den vierden van de maand Maart des jaars zestien honderd agt-en-vijftig, op zijn huis Rambroek, en te Amersfoort begraven.

VAN CAMPEN was niet alleenlijk een beroemd Schilder, maar ook één der vermaardste Bouwmeesters van zijne eeuw. De kunst van zijn penceel bestond in het maaken van levensgroote beelden, waarin hij de manier van BRONKHORST en BIJLERT volgde. Ook was hij in de Tekenkunst zeer ervaaren. In de Bouwkunde overtrof hij alle zijne tijdgenooten; waarvan de bewijzen nog te zien zijn, in de prachtige paleizen, in Holland en elders, door hem gesticht; als, in 's Hage, het huis van Prins Maurits; het huis van den Heere VAN ZUILICHEM, en ‘t Speelhuis te Voorburg; het huis van den Heere DEDEL, te Lisse; de oude Amsteldamsche Schouwburg; verscheiden graftomben der Bataafsche Zeehelden, als die van TROMP, VAN GALEN, enz. en inzonderheid, ‘t geen alle ‘t gemelde overtreft, het Amsteldamsche Raadhuis, 't welk, met recht, het agtste werelds wonder genaamd wordt.

Volgens ‘t verhaal van HOUBRAKEN, werd hem, op zijne reize naar Italië, werwaards hij trok, om zig in de Schilderkunst te oefenen, door eene Heidin, voorzegd, dat hij wel als Schilder heen ging, maar als Bouwmeester zou te rug keeren; dat het oude Amsteldamsche Stadhuis verbranden zou, en dat hij, op den zelfden grond, een nieuw zou bouwen, waardoor zijn naam altoos zou berucht blijven. Wat hier van zij, zeker is het, dat het gezegde gebeurd is. Op ’s mans Grafzerk, te Amersfoort, leest men deze regels:

d’Aartsbouheer uit den stam

VAN CAMPEN, rust hier onder,

Die ‘t Raathuis t'Amsterdam

Gesticht heeft, ‘t achtste wonde.

En onder zijn afbeeldzel, in Prent, deze woorden:

JACOBUS à CAMPEN, DOMINUS IN RANDENBROEK &c. ARCHITECTUS INCOMPARABILIS.

Dus was het anschijn des weerghadeloozen Bouwers Van ‘t achtste wonderstuk, het Raadhuis t'Amsterdam;

Zijn geest wijdlustig straalt in d'ooghen der anschouwers,

Uit altde werken die zijn Konst in handen nam;

En schoonze in duurzaamheid voorbij alle and're streven,

Zijn onverwelkb're Lof zal z’efter overleeven.

L. MEIJER.

Zie VAN BEMMEL, Beschrijving van Amersfoort. HOUBRAKEN, Leven der Schilders, III. Deel.

< >