eene Heerlijkheid en Dorp, in Rhijnland, gelegen op bijkans even grooten afstand van de Steden Haarlem en Leiden, aan den vermaarden Rijweg , de Heerenweg genaamd. Het Dorp is zeer aanzienlijk, en munt uit boven de meeste Landdorpen.
Voor ruim zestig jaaren heeft men het geheel met Straatsteenen beleid. Op eene lange breede Straat koomen verscheinen kleine Straatjes en Gangen uit. Eene der Straaten eindigt aan een Water, de Graft genaamd, zijnde de Haven van het Dorp, welke na het Haarlemmermeir loopt, en aan den Scheepvaart een gemaklijken toeen aftogt bezorgt. Aan de Kerk vindt men nog veel Duifsteen; de Toren, die hoog en vierkant is, met een laagen Kap gedekt, is bijkans geheel van zulken Steen gebouwd. De Roomschgezinden hebben ’er insgelijks eene Statie. Het getal der Huizen, in en onder Lisse, wordt op tweehonderdnegenentwintig, en het Land, onder de Heerlijkheid behoorende, op ruim zestienhonderd Morgens begroot. In de laatste jaaren heeft men, door afzanden, eene groote uitgestrektheid gronds in goed Land veranderd. Behalven het planten van Vlasch en veelerhande Fruiten en Kruiden, wordt hier ook veel werks gemaakt van het aankweeken van Bloemen, met welke, in de Hollandsche Steden, veel handels wordt gedreeven. Ten Zuiden van het Dorp staat het Huis te Lisse, heden ten dage Dever genoemd. Het is een groot gebouw, leggende rondom in eenen Vijver of Graft, hebbende een bemuurden Voorhof en ronden Toren. Jonger dan dit, maar tevens aanzieniijker is het Huis te Meerenburg, even buiten Lisse, na den kant van Hillegom, aan den Heerenweg. Het wierdt gebouwd, in den Jaare 1638, door Jonkheer ALBRECHT VAN WASSENAAR, Heer van Alkemade, en wordt nog door eenen van deszelfs afstammelingen bezeeten. Het gebouw is trotsch en aanzienlijk, in een aangenaamen oord gelegen. Nog andere Landhuizen leggen in den omtrek van dit Dorp.
Zie Oudheden van Rhijnland.
LISTRIUS, GERARDUS
GERARDUS LISTRIUS, een Stichtenaar, gebooren in de Stad Rhenen, van beroep een Geneesheer, en tegelijk een der geleerdstre Mannen der Zestiende Eeuwe. Hij schreef eene Uitlegging van het befaamde Werkje van ERASMUS, Lof der Zotheid genaamd. Volgens zommigen zou deeze over ’s Mans arbeid niet zeer voldaan geweest zijn, alzo hij den sleutel aanwees van verscheiden uitdrukkingen en zinspeelingen, waar mede ERASMUS het oog hadt op persoonen en zaaken, welke hij liever gewenscht hadt, nog eenigen tijd dus omzwagteld te hebben gehouden. Wijders heeft men nog van deezen LISTRIUS eene dichtmaatige beschrijving in ’t Latijn van de Provincie Utrecht, zij is gedrukt agter de Uitgave van het Kronijk van Heda door BUCHELIUS. Wegens Rhenen vermeldt hij eene bijzonderheid, welke nu in langen tijd geene plaats gehad heeft: te weeten, dat in den omtrek dier Stad eene bekwaame gelegenheid was tot den Herten- en Wilde- Zwijnen-jagt.
Zie BURMANN, Traject. Eruditum.