is, volgens een’ giftbrief van DIRK DEN VIJFDEN, Graaf van Holland, van het jaar duizend drie-en-tagtig, eene plaats, digt bij Alkmaar. Wij zeggen DIRK DE VIJFDE, schoon hij zig, in den brief, DE VIERDE noemt; tellende zijnen oom, den ongehuwden DIRK, niet mede, om reden dat deze geene giften, aan de Abdije van Egmond, gedaan had, en in wiens plaats, zijn vader FLORIS, in het jaar duizend agt-en-veertig, gevolgd is. Als wij tot het Art. van dezen DIRK zullen gekomen zijn, zal het de tijd en plaats zijn, om de echtheid of onechtheid van dezen brief, waarover veel getwist is, te onderzoeken.
M. STOKE noemt, in zijnen Dirk den Eersten, vs. 483 en 484, deze plaats, met eene zeer zachte blaazing, Hallinge, als hij zegt:
In bzoente gaf hij hem rentende dinge
In Alkmaar / en in Hallinge.
Eigenlijk moet ’er staan Kallinghe, welke benaaming, door ALKEMADE en anderen, verkeerdelijk verklaard is voor Callinge, nu ‘t Ooge, de verkorte naam van Kallantsoog, een Zeedorp, niet verre van ‘t noordeinde van de Zijpe; dat, zekerlijk, aan den geleerden ALTING onbekend geweest moet zijn, vermits hij het, waarin wij hem gevolgd hebben, genoemd heeft Callingen. Hij meende zelfs, dat ’er, van deze plaats, niets meer overig was, en plaatste het dus in de nabuurschap van Almaar en Vroonle of Vroonloe. Zie verder Kalandsoog.