oudste zoon van Heer JACOB VAN BORSSELE VAN DER HOOGE, en broeder van den hier na te noemen Heere PHILIP JACOB. Deze werd, na den dood van zijnen Heer Vader, in het jaar 1658, Heer van Geldermalsum, en, in 1677, Edelman van Prins WILLEM DEN DERDEN van Oranje; welken Vorst hij ook in alle zijne togten, tot in den jaare 1691, verzelde.
Eenige jaaren te vooren was hij reeds Schepen en Raad der Stad Vlissingen, en, in 1686, wegens die Stad gecommitteerde in de Rekenkamer der Staaten van Zeeland. In 1692 werd hij afgevaardigd in den Raad van Staaten, als mede van 1693 tot 1708; en in 1685 naar Engeland gezonden, ter bemiddelinge der geschillen met de Engelsche Maatschappij. Daarna werd hij, van den Raad van Staaten, gevolmagtigd als Gedeputeerde te velde; en in 1714 bevond hij zig, als één der afgevaardigden van de Staaten, op het Congres te Antwerpen.In het jaar 1696 had hij zig in den echt begeeven met Jonkvrouwe GEERTRUID VAN WELDEREN, dochter van BERNARD, Baron van Welderen, waarbij hij verwekte tien zoonen en vijf dochters, van welken hem overleefd hebben, WILLEM HENRIK, MARIA CATHARINA, JUSTINA GEERTRUID, JAN, JACOBA, ELEONORA en PHILIP JACOB. Heer ADRIAAN overleed in 's Hage, den 29sten April 1728.