een oud adelijk geslacht, waarvan, in den jaare 1123, gewag gemaakt wordt. Op dien tijd wordt gemeld van GIJSBERT BOOTSZOON, Heer van Laar, in hetzelve binnen Utrecht overleden; en daarna van eenen GERARD, genaamd BOTHO, die Hofmeester van den Graave van Holland was, benevens zijnen broeder ARENT BOOTH, Proost van [i]St.
Marie[/i] binnen Utrecht, en zijne zuster BADELOGO of BADELOG genaamd, en getrouwd aan Heer EGBERT VAN AMSTEL. De zoon van GERARD BOTHO was ARENT BOOTH, Rechter in Hartsweerde; deze leefde nog in den jaare 1201, en liet na GERARD BOOTH, Ridder, dien men met meer andere Ridderen vermeld vindt in 1262 en 1271. CORNELIS BOOTH, Gerardsz Knaape, was Ao. 1310 nog Schepen in Dordrecht, en gehuwd aan GEERTRUID VAN MERWEDE; deze lieten na, AART of ARENTH BOOTH, 1369 Burgemeester aldaar. Zijn zoon CORNELIS BOOTH VAN BARENDRECHT bekleedde ’er (1396) dezelfde waardigheid, en had, onder andere kinderen, bij BEATRIX VAN RALINGEN, gewonnen, AARTH BOOTH van Berendrecht, Knaape, getrouwd met MECHTELT VAN SLINGELAND. In 1421 woonde hij op Duivestein, en verdronk aldaar met zijne vijf kinderen, bij de groote doorbraak van de Zuidhollandsche Waard; de vier overigen bevonden zig op dien tijd te Dordrecht en te Delft. JAN BOOTH, Knaape, van wien de BOOTHS van Utrecht afkomstig zijn; CORNELIS BOOTH, Burgemeester te Dordrecht, was de stamvader van die in 's Gravenhage.
Nog wordt melding gemaakt van ELISABETH BOOTH, als de vrouw van GODSCHALK OEM, 1440 en 1446 Burgemeester te Dordrecht, van wien afkomstig zijn de Heeren OEM VAN PAPENDRECHT; en van BEATRIX BOOTH, Nonne te Marienboom, en 1503 of 1505 in hoogen ouderdom te Dordrecht overleden. JOHAN BOOTH, zoon van AART VAN BAARENDRECHT, Edelknaap en Rentmeester van den Baron VAN GAASBEEK, woonde, 1434, te Dord, en 1439 te Utrecht, alwaar hij, den 3den Februarij 1449, overleed; zijn oudste zoon AARENT BOOTH VAN ALMONDE, Ridder van de Duitsche Orde, stierf ongetrouwd; zijn broeder ANDRIES BOOTH VAN ALMOND, mede Ridder van de Duitsche Orde, en Overste onder MATTHIAS, Koning van Hongarijen, stierf 1449, en werd te Offen begraaven. Nog twee andere broeders, HERMAN en FILIP BOOTH, namen onder de Karthuizers het geestlijke gewaad aan.
Behalven deze vier zoonen, had JOHAN BOOTH nog drie dochters: HAAZE BOOTH, geprofessyde zuster te Jerusalem, buiten Utrecht; ELISABETH, Nonne te Marienboom, binnen Dordrecht; en MACHTELT, gehuwd aan Heer HUBRECHT VAN JUTPHAAS VAN BOKHOVEN.
Heer CORNELIS BOOTH verwekte, behalven zijne andere kinderen, Mr. DIDERIK BOOTH, Pensionaris der stad Utrecht; hij overleed 1506. Zijne eerste vrouw was AGATHA PIJL, en zijne tweede MARGRETHA DE WITT. Onder zijne negen zoonen en dochteren is JOHAN BOOTH, Luitenant te paard, gehuwd geweest met CATHARINA VAN DER HAAR; hij overleed 1549, en werd in de St. Geertruidskerk te Utrecht begraven. Eén zijner zoonen, CORNELIS BOOTH, gestorven 1596, had bij SOPHIA VAN WIJK, behalven meer andere kinderen, Mr.
EDUARD BOOTH, Predikant binnen Utrecht, aldaar beroepen 1603, en overleeden in 1610; hij was gehuwd aan ALIDA RUISCH, die hem, behalven nog andere kinderen, baarde Mr. CORNELIS BOOTH, die het Burgemeesterschap te Utrecht, en nog verscheidene aanzienlijke eerampten van Stad en Staat bekleed heeft. Hij overleed 13 Julij 1678.