Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

ASKEU, George of ASCUE

betekenis & definitie

voerde, in den oorlog tusschen Engeland en den Staat, in het jaar 1652, het bevel, als Vice-Admiraal, over een Engelsche vloot van veertig schepen, en ontmoette daar mede, voor Pleimmouth, den Kommandeur M.A. DE RUITER, die eene vloot van dertig ligte oorlogschepen en agtbranders onder zig had.

Het was niet de eenigste zwaarigheid, die onzen vermaarden Zeeheld belemmerde, dat, ten aanzien van de grootte der schepen en menigte van volk en geschut, de zijne, op verre na, de Engelsche niet evenaarde; de grootste zwaarigheid bestond hier in, dat hij belemmerd was met zestig Koopvaardijschepen, daar ASKEU op aasde. DE RUITER, om zig te redden, had, reeds eenige dagen te vooren, op alles goede order gesteld, en zijne vloot in drie Esquaders verdeeld; staande het eerste onder der hem als Kommandeur; het tweede onder Kapitein JORIS PIETERSZOON VAN DEN BROEK, als Vice-Kommandeur, en het derde onder den Kapitein JAN ARENTSZOON VERHAAF, als Schout bij Nacht; bij ieder had hij twee Branders gesteld. De Koopvaardijschepen, die den minsten weerstand konden bieden, waren onder ieder Eskader verdeeld, en de anderen zodanig geplaatst, dat ze deezen eenigzins van nut konden zijn. Den 26sten Augustus, ’s nademiddags omtrent vier uuren, raakten de vlooten aan elkander. De woorden, waar mede DE RUITER de zijnen had aangemoedigd, waren kort, maar ernstig, hier in bestaande, dat zij als Mannen voor ’t Vaderland, en voor de vrijheid der zee strijden zouden: paarende hij zelf daaden bij woorden, waar in hij mannelijk gevolgd werd. Het gevecht was, volgens de verhaalen, hevig en scherp; doch de bijzonderheden daar van moeten wij tot het leven van onzen Zeeheld zelven spaaren. Hier zeggen wij alleenlijk, dat hij tweemaal door de Engelschen heen sloeg.

Geen der minsten, die hier een onsterflijken naam gemaakt heeft, was DOUWE AUKES, zo als op het Art. van hem zal getoond worden. De Engelschen, die tusschen zeven en agt uuren de vlugt namen naar het Noorden, maakten een einde aan het gevecht. De reddeloosheid van eenige Schepen, en de zorge, die voor de Koopvaarders moest gedragen worden, waren oorzaak dat de vijanden, minder dan anders zou geschied zijn, vervolgd werden. Ja de moed der Hollanders was zo groot, dat zij de Engelschen, indien de wind zulks niet belet hadde, voor Pleimouth zouden hebben gaan bevechten. DE RUITER, ten bewijze zijner overwinning, die hij aan het werk van den Almachtigen toeschreef, bleef meester van de Zee.

In den beroemden Zeestrijd, van den 11, 12 en 13den Junij des jaars 1666 had ASKEU, op den eersten en tweeden dag, als Admiraal van de witte Vlag, zig als een dapper Zeeman en bekwaam Officier gedragen; dan in den aftogt, dien de Engelschen genoodzaakt waren te neemen, had ASKEU het ongeluk, met zijn Schip de Roijal Prince, gemonteerd met 90 Metaalen stukken, en dat voor het kapitaalste schip van de Engelsche vloot gehouden werd, aan den grond te raaken, op zeker zand, de Galper genaamd. Vruchteloos deed hij zeinschooten om hulp, dewijl de gantsche vloot haaren koers vervolgde. ASKEU bevond zig in gevaar, in die omstandigheid, door twee Hollandsche Branders vernield te worden; doch, ter zijner reddinge, gaf de Lt. Adm. TROMP, die zig op het schip van den Schout bij Nacht SWEERS bevond, aan de Branders order om aftehouden; vindende meerder roem, in eenen vijand, die reeds de vlag gestreken had, als zijnen gevangene het leven te spaaren, dan weerloos te doen omkomen.

ASKEU toonde hier op alle tekenen, dat hij van den overwinnaar kwartier begeerde, en bereid was zig over te geeven. Terstond werd, op bevel van TROMP, door het volk van den Schout bij Nacht, ASKEU met zijne Officieren gevangen overgehaald; en op bevel van DE RUITER, ASKEU, ’s anderendaags morgens, met een Galjoot, naar ’s Gravenhage opgezonden, van waar hij eerlang, volgers Resolutie van den 16den Junij en den 7den October 1666, naar Loevestein gevoerd werd; daar hij gevangen zat tot na het sluiten van den vrede, en hij niet kon nalaaten, den lof der Nederlanderen te vermelden; zeggende hij onder anderen tegen den slotvoogd van Loevestein; Jou have a prompt nation; Gij hebt een vaardig volk. En deezen lof moeten de Engelschen aan onze Natie nog heden geeven; ten minsten heeft zij, om het voorgevallene in den jongsten oorlog, daar op een onbetwisbaar regt. (*).

*) Ik bedoel den Glorierijken Zeedag van den 5den Augustus 1781.

Zie BRANDT, Leven van de RUITER, bl. 27, 28. 500, 504. Nederl. Merk. van 1666. bl. 89. Vaderl. Hist. XII en XIII Deel; Leven van TROMP; der Nederl. Zee-Helden.

< >