Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

ARKEL, Jan de XIde van

betekenis & definitie

ondernam mede een van die wanhoopige togten naar ’t H. Land, om de Ongeloovigen te bestrijden; welke razernij wij elders hebben aangemerkt, als een uitvinding van ’t Opperhoofd der R.

Kerke, om de Grooten der aarde, zoo veel mooglijk, van kant te maaken; de ontelbaare menigte van Christenen, die daar bij omkwamen, bevestigt dit gezegde ten overvloede. JAN werd, op zijne terugreize, nevens zijn bijhebbend gezelschap, niet verre van Genua, door Rovers overvallen, en naakt uitgeschud. Men verhaalt, dat hij dus berooid rond zwervende, door eenen zijner Dienaaren, bij geval, het Wapen van Arkel voor een huis gezien werd; ’t welk, gelijk naderhand bleek, de Heer van het Huis, een gebooren Nederlander, tot een teken van erkentenis voor genootene weldaaden van JAN VAN ARKEL, daar had doen ophangen; dat de eigenaar, die, bij SMIT en anderen, KOOMEN genaamd wordt, eerst een gemeen en arm Marskramer zou geweest zijn, die door ARKEL met eenig geld ondersteund was; welk geld hij zo wel had weeten aanteleggen, dat hij daar mede tot dien stand en in ’t bezit van een aanzienlijken winkel te Genua geraakt was; dat deeze van den nood des Heeren VAN ARKEL onderricht zijnde, hem zo veel geld en andere noodwendigheden had bijgezet, dat hij met eere te Gorkum te rug kwam. Hij was vermaard als een dapper Held, die den Graaf van Vlaanderen, in den Veldslag bij Kortrijk, tegen den Koning van Frankrljk, vegtenderhand, de zege toebragt, en de Banier zijner Majesteit veroverde; behalven deeze had hij nog veele andere heldendaaden verricht, in den gemelden slag, tegen de Franschen, was zijn bloedverwant HUGO, bijgenaamd BOTER, aan zijne bekomene wonden overleden, waar door deszelfs goederen wederom op ARKEL kwamen. De jongste Broeder FLORIS, mede kinderloos overlijdende, werd hij ook bezitter van Spijk, Blokland en Botersloot.

In het jaar 1314, bevonden hij en zijne bloedvrienden, de Heeren VAN ASPEREN, ACKOIJ, LEIJENBERG en OOSTERWIJK, zig te Keulen op een Tournoispel, daar men hem, om zijne dapperheid, tot hoofd en Prins der Ridderen verkoos. In den strijd tusschen Graaf WILLEM van Henegouwen en Holland, aan de eene, en Graaf ROBBERT van Vlaanderen aan de andere zijde, in ’t jaar 1315 voorgevallen, zou Graaf WILLEM, door den val van zijn paard, zekerlijk gesneuveld zijn, zo niet Heer JAN, Heer FILIPS VAN WASSENAAR en Heer DIDERIK VAN BREDERODE hun leven gewaagd hadden, om dat van den Graaf te behouden.

Volgens GOUDHOEVEN en VAN LEEUWEN, was zijne echtgenoote ERMGARD, Erfdogter van Heer HENDRIK VAN VOORN; doch SLICHTENHORST noemt haar MABELIA, en dat wel met bijvoeginge, niet ERMGARD: want deeze stelt hij als de Vrouw van zijnen Zoon JAN DEN XII, dien hij gewonnen had bij MABELIA, nevens eene Dogter CUNIGUNDA, die de Vrouw werd van den twintigsten en laatsten Heer van Heukelom. Zijn tweede Vrouw MABELIA, die SLICHTENHORST, BEELE noemt, en eene Dogter was van Heere ZWEER, VAN ABCOUDE, baarde hem Heer HENDRIK VAN ABCOUDE, en ZWEER, Heer van Gaasbeek, Putten en Strijen. HENDRIK won maar eene Dogter, JOHANNA, die huwde aan JAN, Zoon van Heere REINOUT VAN BREDERODE: Zij zonder kinderen blijvende, werd JAN Kathuiser Monnik te Diest, en zij Nonne te Wijk. ZWEER was gehuwd aan eene Dogter van den Graaf van Lignij, en won daar bij Heer JACOB VAN ABCOUDE enz. nevens de Vrouw van Batenburg. Deeze Heer JAN VAN ARKEL daalde ten Graave Ao. 1324.

< >