bij anderen ANSGARIUS genaamd. Eenigen zeggen dat hij van geboorte een Fries, anderen dat hij een Hollander, en wel te Woerden geboren was; schoon de eersten het meeste geloof verdienen.
Omtrent het jaar 825, is hij, volgens WINSEMIUS, uit het nieuwe Klooster Korvel gegaan, daartoe aangespoord door eene zonderlinge begeerte, om het Euangelium in de Noordsche Landen te prediken, in gezelschap van Koning HARALD, toen deeze, door behulp der Saxen, zig weder in zijn Rijk dacht te stellen. Met deezen Vorst dan vertrokken zijnde, predikte hij in Scandinavie, Halland, ja zelfs diep in Zweeden. Doch de Heidensche Afgodendienaars een grooten opstand tegen hem verwekt, en den verderen voortgang belet hebbende, keerde hij te rug naar de Abtdij van Korvel, tot dat zig eene betere gelegenheid zou opdoen. Zijn arbeid in de Noordsche gewesten aangewend, en de zwarigheden daar uit ontstaan, maakten hem zo beroemd, dat Keizer LODEWIJK hem, in ’t jaar 831, met toestemming van de bij hem zijnde Geedelijken, tot Aardsbisschop van Hamburg aanstelde; vertrouwende aan hem de zorge, om die van Denemarken, Noorwegen en Zweeden tot het Christendom te brengen; hij schonk hem daar en boven Turnhout, met groote inkomsten. Anderen schrijven zijne bevordering tot Bisschop toe aan Paus GREGORIUS DEN VIERDEN.
Hamburg door de Noormannen ingenomen zijnde, werd ANSCHARIUS genoodzaakt, zijnen Zetel naar Breemen te verplaatzen. Pater MUTZARD noemt hem den treffelijksten onder alle de Bisschoppen en Apostelen der Noordsche Landen, en zegt dat hij, na agttien Jaaren met roem Bisschop geweest te zijn, overleed en in de St. Pieters Kerk te Bremen begraven is. Zijn dood wordt gesteld op het jaar 855.
Zie HALMA.