Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

ANDRIES SCHANS, (St.)

betekenis & definitie

of Slot, een sterkte in Nederland, in het Zuiderdeel ten Westen van Gelderland, op een klein Eilandje, tusschen de Maas en Waal, bij het Oosterdeel van de Bommelerwaard, omtrent het Dorp van Herwaarden, in de gemelde Waard, doch op de Grenzen en in ’t gerecht van Rossem, aangeleid in ’t jaar 1599, door den Admirant VAN ARRAGON, geduurende het bestier van den Kardinaal ANDREAS VAN OOSTENRIJK, naar wien het genaamd is, met oogmerk om de Stad Bommel te dwingen.

In de Spaansche Nederlanden gekomen zijnde, deed hij aanstonds eene Draagbrug over de Maas slaan, trok ’er over in de Bommelerwaard, en belegerde Bommel in ’t gezegde jaar 1599; doch Prins MAURITS deed hem spoedig opbreeken. Voor en aleer hij de Bommelerwaard verliet, begon hij, ter gemelde plaatse, deeze Schans aan te leggen. De Spanjaarden noemden het een onwinbaar Slot, en spotswijze de Bril van Holland. Van daar konden ze den doorvaart, zo wel op de Maas, als op de Waal, onveilig houden, en de Betuwe in onrust brengen.

De gemelde Kardinaal ANDREAS, om dat de sterkte naar zijnen naam genoemd was, deed ’er een klein Kerkje oprechten; waar aan hij zelf, op den 22sten Junij, in gezelschap van den Markgraaf VAN BURGOND, den Hertog MAURITS VAN SAXEN en VELASKO, Hoog Bevelhebber van het Geschut, den eersten steen leide; doopende de vijf Bolwerken met de naarnen Oostenrijk, Burgond, Saxen, Arragon en Velasko. Verder werden binnen dezelve verscheiden Huizen en verblijfplaatsen voor de Soldaaten gesticht, Brouwerijen en Watermolens gemaakt, en niets vergeeten, van al het geen tot een hevigen wederstand vereischt werd.

Na dat ’er veertien Vaandels, onder den Hopman KASTRICO, ingelegd waren, werd het Leger weder in de Brabandsche Steden in bezetting gebracht, en ter gedachtenis daar van een Penning geslagen. Op de regterzijde van dezelve ziet men ’t Borstbeeld van den Kardinaal, met het omschrift ANDREAS AUSTRUS CARDINALIS, d. is, Kardinaal Andries van Oostenrijk; en op de tegenzijde de afbeelding der Schans, met het omschrift MUNIMENTUM SANCTI ANDREAE, d. i. Schans van St. Andries. PONTANUS zegt dat deeze Schans gemaakt was naar die van Antwerpen, en dat ze gegrondvest was op de afgekapte Boomen; waar toe allen, die op het Eiland stonden, geveld waren.

Onaangezien de sterkte van dit Fort, hebben ’er de Spanjaarden geen jaar Meester van konnen blijven; want de Bezetting, geene soldij ontvangende, spatte uit tot Muiterij, nam haare Oversten en Kapiteins gevangen, plonderde de wooning van den Gouverneur, enz. Daarop volgde het beleg door Prins MAURITS; na dat hij, den 24sten Maart, het Fort Crevecoeur aan de Maas veroverd had, tastte hij deeze met geweld aan. De Bezetting bood, in den aanvang, wel eenigen tegenstand; maar geen ontzet, te gemoet ziende, en in geene kleine vreeze voor de straf van den Aartshertog zijnde, zond zij twee van de hunnen aan Prinse MAURITS, met wien ze overeenkwamen, om de Sterkte aan hem overtegeeven, onder beding, dat ze, voor de achterstallen, die de Spaanschen hun schuldig waren, van de Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden ontvangen zouden de somme van 125000 Guldens; welke vervolgens verdeeld werd onder 1200 Soldaaten, die in dienst der Staaten overgingen, en daarom bij den Vijand voor Verraders verklaard werden. Dus kwam de St. Andries Schans, op den 8sten Maij 1600, in handen van den Staat. De Aartshertog had de muitende Bezetting, om haar te stillen, ieder een Daalder aan geld doen aanbieden, een maand zoldij in Laken, en twee ponden Brood ieder dag; doch zij begeerden de volle betaaling van dertig Maanden: waar toe ALBERTUS, wegens groot gebrek aan geld, zo in Spanje als in de Spaansche Nederlanden, geen raad schaffen kon.

In ’t jaar 1637 deeden zij ’er een vergeefschen aanval op. Sedert den Munsterschen Vrede, in ’t jaar 1648, had men deeze Sterkte geheel laaten vervallen. Met den intocht der Franschen in de Vereenigde Nederlanden, in ’t jaar 1672, begon men de vijf opgemelde Bolwerken wel met nieuwe Borstweeringen te verbeteren; maar ontbloot zijnde van Stormpaalen, lag ’er niets dan een Doornhaag om. Op den eenen kant naar de Maas, was de gragt slechts twee voeten diep, veroorzaakt door een Zandplaat; de Contrescharp was in een elendigen staat; eveneens was ’t gesteld met het Buskruid in ’t Magazijn. De gansche Bezetting bestond in één eenige Kompagnie, onder bevel van den Kapitein KOOLWIJK; Zijnde de Commandant van ’t Fort WILLEM PIEK, Heer van Enspijk.

Toen de Fransche Tamboer de Schans kwam opeischen, werd hij binnen dezelve gelaaten, daar hij, aan den gemelden Commandant, zijnen last voordroeg, die hem voorts, met eenen Officier, naar de Schans ter Voorne zond, om het verdrag te sluiten. Intusschen hadden die van Bommel twee Kompagniën naar ’t Fort gezonden, om deeze Sterkte, als een Borstweering van hunne Stad, te helpen verdedigen. Maar de Commandant weigerde hun binnen te laaten; dreigende zelfs het geschut op hun te zullen doen losbranden, zo ze niet te rug keerden. Bij ’t maken van het verdrag, beriepen de Commandant PIEK, Kapitein JAN VAN KOOLWIJK, Lieutenant GERRIT VAN IJLEM, Vaandrig BENJAMIN THOMASIUS, Major JAN METTEKAR en Commis HENDRIK VAN OORT, zig daarop, dat zij door dwang tot accoord hadden moeten treden, naardien de Soldaaten hun Geweer hadden willen wegwerpen; en dat de Ingezetenen gedreigd hadden, hun den hals te zullen breeken, hun wijders de Musketten op de Borst gezet, en geroepen: Indien gij een schoot laat doen, zullen wij u doorschieten. De overgave aan de Franschen geschiedde den 22sten Junij 1672, die dezelve niet verlieten, voor dat zij alle de Werken verwoest hadden.

Tegenwoordig bevind de sterkte zig nog in een goeden staat van tegenweer. Door den Erfstadhouder word aldaar een Commandant en een Major aangesteld; bestaande de Bezetting uit Geappoincteerden, die op de verdeeling van ’t Kwartier van Nijmegen staan. De Raad van Staate houdt aldaar een Commis van ’s Lands Magazijn, en de Admiraliteit op de Maaze een Commis ter Recherche.

Schoon, van wegen het klein getal Ingezetenen, de Gereformeerden ’er geenen Kerkenraad konnen uitmaaken, is ’er, echter, een Predikant, die door de Staaten van ’t Nijmeegsche Kwartier wordt aangesteld..

Ten aanzien van de Burgerlijke Regeering, zijn de Ingezetenen onderhoorende aan den Regtbank van Heerwaarden. ’t Kanaal, welk, bij deeze Schans, de Maas en Waal met elkander vereenigt, wordt bij de Schippers ’t Andriesche en ook wel het Schanschegat genaamd; het onderhoudt de gemeenschap tusschen Nijmegen en ’s Hertogenbosch; de Schepen, tusschen beide Steden heen en weder vaarende, moeten aldaar vertollen.

PONTANUS, Geldersche Geschiedenissen, I. Deel, fol. 46. E. VAN MEETEREN, fol. 437-44. H. DE GROOT, Ned. Jaarboeken, fol. 406. Leven en Bedrijf van WILLEM en MAURITS, II. Deel, pag. 183.

ELDE VEER, Vervolg op de Holl. Chronijk, fol. 293. VALKENIER, bl. 486 en 487. SIJLV. I. Deel.

< >