een Biscaaijer, die na veel schade door den Koophandel geleeden, en een bankbreuk van twintig duizend guldens gemaakt te hebben, zig gereed toonde, om op beloften van den bloeddorstigen Koning FILIPS van Spanje, den Prins VAN ORANJE het leeven te beneemen. Doch, even gelijk veele andere booswichten, te bevreesd zijn om de schendaad te onderneemen, en na dat zijn Boekhouder ANTONI VENERO het hem geweigerd had, openbaarde hij zijn voorneemen aan een anderen dienaar, JAN JAUREGUI.
Deeze rampzalige Jongeling, schoon hij zijn eigen leven verlooren achtte, toonde moeds of liever kwaadaartigheids genoeg te bezitten, om de zaak te onderneemen. D’ANASTRO voorzag hem van een zakboekje met eenige gebedekens, met bijgevoegde belofte, indien hij ’er het leven afbracht, hem te zullen bezorgen een geschrift, waar bij, uit ’s Konings naam, aan de VVethouderschap van Antwerpen groote gunsten beloofd werden, indien zij hem heuslijk handelden, D’ANASTRO zelve had geen moeds genoeg den dag aftewagten, op welken ’t feit zou ten uitvoer gebracht worden; de lafhartige was reeds te vooren, van Antwerpen, over Brussel, naar Duinkerken geweeken. JAUREGUI had, den 16den Maart van ’t jaar 1581, aan ANTONI TIMMERMAN, een Dominikaner Monnik, die in ’t huis van D’ANASTRO gewoon was de Mis te doen, gebiegt, en zijn voorneemen bekend; de Monnik had het gepreezen, mids het niet uit eigenbaat, maar ten dienste der Kerke, des Konings en van ’t Vaderland, en, zo als hij ’er bijvoegde, ter eere Gods geschiedde; hem verder verzekerende van de kwijtschelding zijner zonden.
JAUREGUI, hier door stoutmoedig geworden, neemt ORANJE, des Zondags daaraan volgende, zijnde den 18den, waar, zo als hij met de Edelen, van het middagmaal opstond zig gelatende, hem een smeekschrift aantebieden, schoot hij hem een Pistoolkogel door het hoofd, die onder ’t regter oor inging, en door ’t gehemelte des monds, beneden aan het slinker kaakbeen, uitkwam. STRADA zegt, dat de Moordenaar, terstond hierop, naar zijnen degen tastte; doch dat hij, uit vreeze hier voor, of door een onbedachte hevigheid, door eenigen, die den Prins verzelden, met verscheide steeken gegriefd, en door de Hellebaardiers voorts werd afgemaakt.
De liefde des Volks voor den Prins bragt Antwerpen, op het eerste gerucht, in de hevigste wanorde, niet weetende, op wien zij zig zouden wreeken; schoon de drift bijkans op den Hertog VAN ANJOU en de Franschen ware uitgeborsten. Dan, het bericht dat de Prins nog in leeven was, en dat men hoop had hem te behouden; de ontdekking gedaan bij den Moordenaar, door den Heer VAN ALDEGONDE; de tijding, dat JAUREGUI, de knegt van D’ANASTRO, de daader was: dit alles deed de woede niet weinig bedaaren. VENERO en TIMMERMAN werden in hegtenis genomen; en na dat het Lijk van JAN JAUREGUI gevierendeeld was, ontvingen zij beiden hunne straffen.
Maar D’ANASTRO had zijn vlugt met zo een welberaaden overleg genomen, dat hij niet te achterhaalen was; schoon de bewustheid van zijne euveldaad hem zo beteuterd maakte, dat hij aan een Trommelslager, die hem van Duinkerken naar Grevelingen geleidde, in plaats van een Dukaat, wel dertig dubbele Spaansche Pistoletten vereerde, ’s Prinsen wonde, die men in ’t eerst geschouwd had van geen groot belang te zijn, werd naderhand gevaarlijker, door ’t ontspringen van de Kropader. Door de uitvinding en raad van LEONARD DE ASTI, Lijfarts des Hertogs VAN ANJOU, werd de bloedstorting gestuit, en de Prins eerlang van zijne wonde geneezen.
D’ANASTRO, die rekening op zijn bestoken schelmstuk gemaakt had, werd ’er te meer in bevestigd, door het geloof, dat de Hertog aan ’s Prinsen dood gaf; de eerste beroemde ’er zig alomme op als de aanvoerder; en de andere toonde zijne blijdschap, door zijne brieven, die hij aan de Magistraaten van verscheiden Steden afzond, met aanbieding van zijne hulpe, tot verkrijging van genade bij den Koning, vermids hij vertrouwde, dat zij, nu de aanstooker, (dus noemde hij ORANJE) overleeden was, de oogen zouden openen. D’ANASTRO zelf schaamde zig niet, dergelijke brieven aan den Admiraal TRESLONG en den Scheepshopman DROOGE te zenden; aan TRESLONG voegde PARMA ’er de zijnen bij. Zo verre was ’t ’er af, dat zij hier mede hun doel bereikten, dat veeleer hun gedrag langs hoe haatelijker, en de liefde tot ORANJE des te grooter werd; ja D’ANASTRO, naderhand overal zijn heul zoekende, kon naauwlijks iemand vinden, die de vriend van zo een schelm wilde zijn.
Dit schelmstuk is, buiten de Historiën, ook in de Penning-Kabinetten vereeuwigd, door eenen Penning, waarop, aan de eene zijde, verbeeld is de Biskaaijer, daar hij den Prinse eenen kogel door ’t hoofd schiet, binnen dit omschrift: PRODITIONE NON ARMIS AGITUR, d. i. MEN HANDELT DOOR VERRAAD, NIET MET WAPENEN; aan de andere zijde ziet men den Spaanschen Koning, uit misnoegen, dat de slag gemist was, met den voet op den grond stampende: zij zijn verzeld van eenen Raadsheer en Lijfwacht, van boven door ’s Hemels plagen overstort wordende, binnen den rand deeze woorden: PRODITOR TANDEM LUET, 1582. d. i. DE VERRADER ZAL EINDELIJK BOETEN. Zie verder WILLEM DE I.
VAN MEETEREN, fol. 107. enz. HOOFT, fol. 814, 815 en 816. BOR, XVII. Boek, fol. 15 enz. Resol. van Holl. van 21 Maart, 3 April, enz. VAN LOON Penningk. I. Deel, fol. 315.