Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

ANDEL

betekenis & definitie

een Ambachts-Heerlijkheid met twee Dorpen, geleegen in ’t Land van Altena, die te samen éénen Regtbank hebben; ook zijn ze te samen in de Verponding omgeslaagen, en men vindt in de jongste Quohieren aangetekend 692 Morgen en 200 Roeden, die, in de oude, niet hooger begroot worden dan 459 Morgen en 200 Roeden; in de Lijst der kluizen van ’t jaar 1632, telt men ’er tien minder dan in 1732, waarop 101 voor beide Ambachten gebracht zijn. De beide Dorpen, hier onder behoorende, zijn Op-Andel en Neder-Andel, schoon door de bewooners Op- en Neer-Eil genaamd.

Beiden zijn zeer vermaaklijk gelegen aan den Dijk, vijf kwartiers ten Oosten Woudrichem, en even zo verre ten N. Westen van Heusden; beiden worden door één Predikant bediend, in de Kerk van Op-Andel, zijnde de andere geheel vervallen. De Kerk van Op-Andel, mede zeer oud, is voorzien met een laag spits Torentje. In het Kerkelijke behoort het onder de Klassis van Gorkum. De Eigenaar van deeze Ambachtsheerlijkheid is de Heer PIETER SCHARP, Heer in ’t Munnikeland, enz.

< >