Hoogleeraar in de Godgeleerdheid en Wijsbegeerte aan de Hooge School te Herborn , heeft zig, door verscheiden Schriften, beroemd gemaakt. Hij werd, in het Jaar 1618, benevens JOHAN BIJSTERVELD, Hofprediker te Siegen, en in naam der Wetterausche en Nassausche Godgeleerden, op de Dordrechtsche Kerkvergadering gezonden, alwaar hij, nevens zijnen Amptgenoot, op den 17 januarij 1619, in de vier en dertigste zitting ontvangen, en tusschen die van Geneve en Zwitzerland geplaatst werd.
JOH. HALES, in zijnen dertigsten Brief aan DUDLIJ CARLETON, op den 29 Januarij N. S. zegt: „ in de avond-Sessie wierd het point van de Verwerping, scholastijk en geleerdelijk verhandeld door ALSTEDIUS, een van de Professooren uit de Palts; zijne reden was de bekwaamste van alle die geene, die ik nog gehoord heb.” Uit andere Schriften van dien tijd is hij bekend voor een hevig Voorstander van de onweerstaanbaare Genade. In de vijf en tagtigste Sessie van gemelde Sijnode, deed hij zig, op den zelfden dag, op welken de Remonstranten hunne verklaaring van het derde, vierde en vijfde Artikel overgaven, door een breedvoerig vertoog, uitmunten, besteedende al zijnen vlijt, om de gronden der Contra-Remonstranten, in de tien bewijsredenen op de Haagsche Conferentie ingebracht, vast te maken, tegen alle de tegenwerpingen der Remonstranten, welke hij voor Pelagiaanen en Godslasteraars hield; zeggende, onder andere, dat het woord wederstaanbaar was uitgevonden door Menschen, die een naam begeerden te maaken.
Aanmerkenswaardig is het antwoord, ’t welk, uit een Dagregister van POPPIUS, bij G. BRANDT, op ’s Mans Rekening gesteld word. BRANDT verhaalt dit als iets, ’t welk bijzonder naar zijn srnaak was; hierin beslaande; „ dat ALSTEDIUS, op den 26 April 1619, weinige dagen na dat men het Formulier van de Verwerping en de harde manier van spreeken in de Sijnode had afgedaan, door POPPIUS en J. NAERANUS, beide Remonstranten, op straat ontmoet werd, en dat zij aan hem gevraagd hebbende, hoe verre de Sijnode de zaak al gebracht hadde, en hoe de Sijnodaale Mannen zig gedraagen hadden in ’t stellen van de Canons, nopens die grove pointen, daar zig al de Waereld aan stiet?” ALSTEDE zoude hebben geantwoord: dat men in dezelve het gevoelen van Piscator en andere wel zoude veroordeeld hebben, zo men niet gevreesd hadde, dat daar door de Vorsten en Republieken tegen malkander zouden worden opgehitst. Anderen stellen dit en meer andere zaaken, in ’t verhaal van POPPIUS, bezijden de waarheid; want, zeggen zij: het zou den grooten naam van ALSTEDE, in de geleerde Waereld , weinig eer hebben aangedaan, indien hij zig zelven, bij zijne partijen, als een Huurling der Staatkunde had bekend gemaakt. Zijne Latijnsche Werken zijn menigvuldig. Hij stierf te Alba Julia, in ’t Jaar 1638 , oud vijftig jaaren.
BAIJLE, Dictionaire; BRAADT, Hist. der Reform. III. Deel.
Brieven van HALES, bl. 117 en 231.