de oudste Zoon van Friso, en dus de kleinzoon van Adel, hier boven gemeld, is, volgens de daarbij aangewezene Schrijvers en anderen, zijnen Vader in ‘t Vorstendom opgevolgd, en had ter Vrouwe ZWOBBINA, die voor eene dogter van eenen der Zwabische Koningen opgegeven word. ’Er zijn ’er, die den tijd zijner Regeering stellen op vier en negentig, anderen op agt en zeventig jaaren.
Hem word den lof toegeschreven, van een zedig en eerbaar Prins te zijn geweest, die zijn volk, door goede wetten, zeer beschaafd heeft, en met de nabuurige Vorsten in goed verstand leefde; ja men zegt, dat hij in zulk een aanzien was, bij de andere Vorsten, dat zij die geenen, welke eene goede manier van Regeeren hadden, Adelingen noemden. Op ‘t Art. Adel hebben wij reeds aangetoond, dat de naam van Edellieden, niet van hem, maar uit de waare verdiensten afkomstig is. Zijn dood word gesteld 150 jaaren vóór onze tijdrekening, en als zijn Opvolger genoemd zijn Zoon Ubbo. Die hier van meer begeert te weeten, zie WINSEMIUS, bl 12.