Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

ADEL (Friesche)

betekenis & definitie

De Oude Schrijvers van die Provlntie hebben stijf en sterk beweerd, dat dezelve is afkomstig van ADEL, een Zoon van Friso. Dan deeze beuzelingen en droomen zijn reeds zo dikmaals wederlegd, dat het der moeite niet waardig is, daar iets meer tegen intebrengen. Alleen merken wij hier, met een woord, aan, dat het woord Adel, zo min daar van, als van ‘t Hebreeuwsche woord Adar afkomstig is.

Integendeel word het zelve natuurlijk afgeleid van het Oude Angel-Saxische woord Aethe, Ethe, ‘t welk eene bezitting van een wettig goed te kennen geeft. Hier voor hebben wij reeds gezien, hoe zommige Edelen, door ’s Lands Oppervorsten, om hunne verdiensten, tot Ridders verheven wierden, en dus den besten Adeldom verkregen. Al van ouds werd, in die provintie, onderscheid gemaakt tusschen den eersten Adel, den tweeden Adel, en de Eigenërfde Staaten.

Hoe luisterrijk de Friesche Adel ook in de middel-eeuw was, gelijk uit de Naamlijst daar van blijken zal, zijn, echter, van deeze, even als van den Hollandschen en Zeeuwschen Adel, veele geslachten, reeds voorlang, uitgestorven, of onder andere familien versmolten; andere, die ’er nog in weezen zijn, staan, door versterf, op den oever van hunnen ondergang; schoon ’er thans onder den Adel deezer Provintie gevonden worden, welke in de middeleeuw daar onbekend waren, en uit andere landen zijn overgekomen. Deeze zijn kenbaar, door de achterste letters van hunnen geslachtnaam, dewijl die van de oude Friesche Edellieden bijna altoos op A uitgaan, als Aylva, Burmania, Kamminga, enz. ‘t welk aan andere, als Haersolte, Plettenburg, Rengers, niet eigen is.

De reden van deezen uitgang op A schijnt te zijn, om dat men hier te lande, achter zijnen eigen voornaam, gewoon was, dien van zijnen Vader te stellen, zo als nog onder de landlieden veel in gebruik is: als Jan Pieters, Klaas Douwes, Japik Gerrits, enz. In welke en dergelijke toenamen, het Telende geval, of de Genitivus, door een S word betekend, en Zoon beduid, als of men zeide, Jan Pieterszoon, Klaas Douweszoon, enz. zo als men in Holland gewoon is te schrijven. Doch de oude Friesen, den Genitivus willende beschrijven, of uitdrukken, deden de woorden doorgaans uitgaan op a, als ga, ma, na, la, ja, enz. waar uit dan gebooren zijn, Abbema, Goslinga, Harinxma, enz.

Deeze Adel komt, met die der andere Provintien, in veele opzigten, overeen, doch is, in andere bijzonderheden, daar van onderscheiden. Van de voorigen hebben wij gezegd, dat doorgaans de Edelen hunne goederen van de Vorsten ter Leen ontvingen, en hielden. In Friesland is dit nooit gebruikelijk geweest, als zijnde de Friesen ten uitersten afkeerig van alle onderwerping; hebbende nooit de Hollandsche Graaven zo veel voet in Friesland konnen krijgen, om de Leenroerigheid der Edelen aldaar in te voeren.

En wanneer, buiten de menigvuldige aanslagen der Graaven, de Hertog van Saxen, door het aanbieden van heerlijke tijtels, de Edelen dier Provintie zocht over te haalen, om hunne Adelijke Goederen en Sloten aan hem op te dragen, en van hem weder te Leen te ontfangen, werd dit voorstel, door den Edelen Jongema, zo mannelijk beantwoord, dat de Sax genoodzaakt was, aan de Ridderschap een Renversael te geeven, dat hij van t Leen nooit meer spreken zoude. Dat ook deeze Edelen magtig in Landerijen, Heerlijkheden, en Sloten (Stinzen) geweest zijn, zal uit het vervolg van dit werk blijken.

Op ‘t jaar 1280 de halzen vrijer hebbende, als ontslagen van de geduurige bespringing der Normannen en Hollandsche Graaven, is het getal der Stinzen, voorheen daar tegen gebouwd, in getal nog veel vermeerderd; schoon, volgens Andreas Cornelius, Friesland, in ‘t Jaar 1274, vol was van geweldige Stinzen, die op hooge plaatzen gebouwd waren: want, zegt hij, zulx cedert den yare duisent twee honderd vier ende sestich niet hadden opgehouden te bouwen, vermits de huisluiden dier tyd zeer ryck, gheweldig en overvloedig waren.

Winsemius
, een man die meer geloof verdient, zegt, op ‘t jaar 1284, dat de Friesen onder dekzel van de invallen der Noormannen, begonnen hadden, groote Stinzen en Vastigheden te bouwen, en in zo verre alle hunne magt daar toe aanleiden, dat in een dorp van 30 huizen, zestien Stinzen, van oude Friesche steen gemaakt, gevonden zijn. Dit is onzen Vaderlandschen Historieschryver ontglipt; want anders had hij, in zijn Derde Deel, bladz. 226 niet konnen zeggen, dat het, omtrent het jaar 1325, iets zeldzaams wat, in Friesland steenen huizen te hebben. Deeze Stinzen of Sloten, die door het geheele Land verspreid stonden, en, naar tijds gelegenheid, tamelijk naar de konst des oorlogs bevestigd waren, werden van de Edelen zelve bewoond, of door huurlingen bezeten, daar zig andere bijvoegden; waar uit dan de menigte der Friesche Dorpen haaren oorspronk heeft genomen.

De Vrije Friesen, niet onderworpen aan de Leenroerigheid, waren ook vrij van Schot en Lot, en van manschaplevering. Doch hun grootste voorrecht bestond hierin, dat geen Edelman buitenslands, om eenige misdaad, gestraft mogt worden, noch eenige beroepinge, voor eenigen Regtbank, buitenslands, in burgerlijke zaaken, geschieden mocht; behoudens, nochtans, de overzieninge van den Keizer zelven. Dit recht, aan hun behoorende, is, echter, zo bij de Friesen, als andere Nederlanden, door den onrechtvaardigen Filips, op de deerlijkste wijze, geschonden, door de dagvaardingen en ter dood brengingen van een groot aantal Edelen en anderen.

De namen der Edelen, die wij hebben konnen opspooren, zijn deezen: zijnde daar onder alleen de Geslachtnamen gemeld van die geenen, welke ten tijde van Hertog Gregorias van Saxen werden opgeschreeven, en onder verpligting gebracht, om hem den 21sten penning van de Inkomsten hunner landen te geeven, in, ‘t Jaar 1504.

Abbema. Hadasz. Mekkema.

Abbens. Haeytzema. Menstra.

Abbits. Hania. Mokkema.

Abinga, Hankema. Minnema,

Adelen. Haniama. Nittama.

Aggits. Haringa Obbema.

Aelez. Harinxma. Ockingae.

Alena. Hartmania. Okkinga.

Andela. Haytsma. Onnema.

Aylva. Hayetz. Piettenberg.

Botnia. Hemmema. Poppema.

Bottinga. Hemstra. Popta.

Branda. Herama. Pybesz.

Brantgum. Herkama. Reinalda.

Broersma, Hermana. Rinia.

Burmania. Herema. Rengers.

Bunginga. Herkes. Remersma.

Buvinga. Heringa. Remmersma.

Beima. Hessels. Roorda.

Camstra. Heslinga. Ropta.

Clinga. Hiddema. Sapma.

Dekama, Hillema. Scheltema.

Dodinga of Donia. Hobbinga. Scheltas.

Douma. Holdinga. Schienkes.

Douwes Homminga. Seppesz.

Ebes. Hottes. Sikkes.

Ebinga. Hottinga. Sitgema.

Edifz. Hoytsma. Sjaardema.

Elixma. Jaerla. Swartzenburg.

Eminga. Jaerma, Sybranda.

Epis. Janckes. Sytsz.

Eyfinga. Jarichsma. Tanie.

Feckesz. Jelgersma. Tadema.

Feddens. Jongsma. Tjaarda.

Feltsma. Jouwersma. Tjessens.

Fondens. Juckama. Tzaards.

Foppinga. Juwinga of Jongema. Tziebbetsz.

Galama. Kamminga. Unia.

Gartma. Kempinga. Upkens.

Gerbrands. Kempis, Upkens Uivla.

Glins. Kijnema. Vegelin.

Goslinga Luta Walta

Gossens Ludigman Wassenaar

Gratinga Lyaukeme Wobbes

Groestra Mantgum Wybalds

Haarda Martena Wybes

Haarsolte

Thans gaan wij over tot de Stamnaamen van den Brabandschen Adel, waaronder mede veele gevonden worden, die zig in de Nederlandsche Provintien hebben neder gezet, en, zo door Huwelijken als anderzints, aan de eerste en voornaamste familiën zijn vermaagschapt.

Aa (v.d.) Aelst Argentus

Aarschot Aleyns Arkennes

Abselon Altenhove Assche

Ackeren Ameyde Aysa

Back Bierbeeke Berlaer

Baceler Blaerthem Bergge

Baerdegem Bloys Berthem

Barlaimont Blitterswyk Beyegem

Barchon Blancaert Brimeu

Baten Blyde Bygaarde

Bau Bocxhorn Bouverie

Bautersem Bode Boshuyzen

Bausele Bommale Bisdom

Bayly Boot Bosluyt

Bedelman Borchoven Barlar

Beer Borgneval Berlo

Beerthem Borgrane Borcht(ver)

Begge Borcht Busegem

Bergen Bossche (v.d.) Bouchem

Berlar Boxtel Boulant

Berchem Boulaar Blesten

Berghe (v. d.) Brant Beckewerf

Berckel Brabant Brecht (v.)

Bersele Breda Brulocht

Berthaut Barionagie Brimeu

Beversluis Broeke (v.d. Bouseval

Bie (de) Brecht Boulton

Caasdoek. Cayer. Coutereau.

Caerlo Cobbegbem. Couterel.

Calsteren (v.) Cockelberge. Cossar.

Camerlinc. Cluting. Cranendonck.

Campen (v.) Coelput. Craechoven.

Campenhaut. Colibrant. Crainhem.

Cauwerberg. Collay. Cresem.

Cauwerberg. (v.) Connink Criecsteen.

Catsart. Coenen. Crupelant.

Dale. (v.) Dicbier. Delft (v. d.)

Daelhem. Dielbeeke. Doerne.

Damaes. Diest. Dormale.

Damme. Diegem. Dormale. (v.)

Daens. Diemen. Dorpe.

Delbroek. Diest. (v.) Dongelberg.

Deurne. Dinter. Douvrin.

Eechoven. (v.) Elst. (v. d.) Esselen.

Eedelheere. Enelooge. Etten.

Eervelt. (v) Enghien. Eyck.

Eggeloy Eppeghem. Eyhem.

Elsbrouk. Erp. (v.) Eynatten

Fleppes. Form. Fraybaert.

Gaesbeeke. Gheete. Gottigneys.

Geele. Glymes. Grimbergen.

Geldenake. Goedestoy. Grimbergen. (v.)

Gheet. Gosenhoven. Geurix. (St.)

Hallar. Hautepen. Heyden (v. d.)

Halen (v.) Hauthem. (v.) Herlar.

Hallen, (v.) Heetveld. Hermeys.

Halmale. Hartwyk. Heetveld.

Harcies. Hevere. Heyme.

Harlar. Herpe. Herbais.

Hamme (v.) Hellebeeke Hoboke.

Hamale. Heffene. Hobosch.

Hambroeck. Hellicht (uiter) Hofstade.

Hannuyt. Helmont. Hoen.

Happart. Hertoge. Hofstad.

Haenkenschoet. Hers. Horne.

Hautem. (v.) Helt (d.) Horion.

Hautappel. Herwyn. (v.) Houte.

Immerseel. Impeghem. Issche.

Indoigne. Ipelaar. Itter.

Impel.

Jauche.

Keele. Ker. Kets.

Keermans. Kersbeke. Keynooge.

Keersmaker. Kestebeeke.

Labus. Leeuw. Lisse.

Landries. Leeze. List. (v. d.)

Lanais. Lieminge. Loe.

Lare. Lieskenrode. Lombarts.

Lathem. Limale. Lommel.

Lee.(v. d.) Limpiaes. Lonchamp.

Lechy. Linden (v. d.) Loon.

Lederberge. Linderen. Lonshein.

Leefdaale. Linteren Loun.

Magnus. Meerte. Millinc.

Malase. Meghem. Mirle.

Malsen. Meclkeren. Mol.

Marblays. Meldert. Molen

Maruel. Melyn. Molenbays.

Martselaar. Mennens. Moiterre.

Massenhove. Merxcum. Montenaken,

Mechelen. Merode. Mulenbeke.

Meeren. Meulendonc. Muiendonk.

Meerhem.

Namen. Nispen. Nolingers.

Nederven. Nobel. Noris.

Nethene. Nollen. Noyts.

Oribeke. Oppendorp. Os.

Oisterhaut. Opperbays. Ofy.

Ophem. Ording. Oyenbrugge.

Oppem. Orfure. Oxelaer.

Page. Pinnoc. Pul.

Pape. (de) Platroet. Putoir.

Pede. Plast. Pyliepeert.

Perwys. Plecvors» Pylyfer.

Pietersem. Pot. Pypenpog.

Ouabeke. Ouane. Ouarebbe.

Ouaderbrugge.

Rancourt. Riddere. Rollegem,

Ranst. Ripenhaut. Roovere. (de)

Raussen. Rode. (v.) Rotselaar.

Redighem. Roelants. Rouck,

Repe. Roelofs. Roules.

Releghem. Rogge. Runtsvoon.

Reues. Rolibuc. Rycke.

Sadelaar. Sellebeke. Schryhane.

Sanders. Sevenbergen. Stalle, (v. d.)

Schalige. Sichenrode. Steen. (v. d.)

Schavey, Sleeuws. Steene. (v. den)

Scholaster. Smyers. Steenwegen.

Schoonhoven. Sombref. Stock, (v. der)

Schoonvorst. Sompeke. Straten (van der)

Schoonejans-. Sorgeloos. Steynvoert.

Schoof. Spant. (v. d) Symaer.

Schroots. Spout. Swanen (Uiter)

Seebroek. Spysken.

Tag. Tours. T’serraets.

Terroelofs. T’sercaels. T’suverts.

Thornes T’serhuigens. Tympel.

Tommen (v. den) T’serjacops.

Urfel.

Viertel. Viles. Vorsselaar.

Vieleer. Volcart. Vranx.

Walem. Wavre. Winghen.

Walhaim. Werve. Witthem.

Wange. Wesenbeeke. Wynegem.

Watermase. Wesemale. Zwalf.

Van GELDERLAND en OVERIJSSEL, schoon de Adel in die Provintien zeer talrijk is, hebben wij geen voldoend verslag konnen geven.

< >