In de zomer zien we in het luchtruim boven het Nederlandse platteland veel zwaluwen. Ze bouwen hun nest, ze leggen hun eieren en ze brengen hun jongen groot.
Toch zijn het geen ‘vaste bewoners’ van ons land. Tegen de herfst verzamelen ze zich in grote groepen en na enkele weken vertrekken ze: op weg naar het zuiden om de kou en de voedselschaarste van de noordelijke winter te ontvluchten. Tijdens die trek leggen ze grote afstanden af. Zwaluwen verblijven in onze winter immers in het hartje van....Afrika; ze moeten dus duizenden kilometers afleggen om hun winterkwartieren te bereiken. En zodra hier de lente op komst is, maken de dieren de reis in omgekeerde richting.De zwaluw is niet de enige trekvogel uit onze streken. Talrijke andere soorten nemen eveneens deel aan de vogeltrek en ontvluchten de noordelijke winter om eerst in het voorjaar uit het zuiden terug te keren. Evenmin is de vogeltrek een verschijnsel, dat zich tot West-Europa beperkt. Overal ter wereld worden vogels gevonden, die tegen de winter warmere streken opzoeken en daarvoor vaak reusachtige afstanden afleggen. Het record in dit opzicht wordt gehouden door een stemsoort uit de poolstreken, Elke herfst vertrekt dit dier uit het uiterste noorden om zich naar tropische gebieden te begeven en elk voorjaar keert het weerom. Heen en terug is dat een reis van bijna 40.000 km; een tocht om de wereld dus als die gemaakt zou worden langs de evenaar.
Sommige vogels leggen tijdens de trek enorme afstanden af zonder de reis te onderbreken. Een bekend voorbeeld is de goudplevier, die in één ruk de Atlantische Oceaan oversteekt en meer dan 3000 km aflegt zonder ook maar eenmaal te rusten of te eten. De uiterst kleine en fragiele kolibri uit de Verenigde Staten steekt op dezelfde wijze de Golf van Mexico over: een afstand van 800 km.
Tijdens hun halfjaarlijkse reis moeten de trekvogels allerlei gevaren het hoofd bieden. Stormen, hoogspanningsdraden, verlichte gebouwen, jagers en roofvogels dunnen de gelederen voortdurend uit. De dieren, die de reis overleven, plukken van hun inspanningen echter de vruchten. Ze vinden niet alleen een goed klimaat maar ook een gebied, waarin ze voldoende voedsel kunnen vinden. Wat dat laatste betreft, is de trek voor de dieren zelfs een noodzaak. Een zwaluw zou in de winter bijvoorbeeld nooit voldoende insekten kunnen vinden om in leven te blijven.
Trekvogels gaan nooit zonder voorbereiding op reis. Voor het vertrek eten ze grote hoeveelheden voedsel; ze maken hun vleugels in orde en heel vaak houden ze in grote groepen vliegoefeningen.
Wie er niet speciaal op uittrekt, zal van de vogeltrek niet veel merken. De meeste trekvogels reizen namelijk ’s nachts en houden overdag rust. De wegen, waarlangs de dieren reizen, zijn al duizenden jaren lang dezelfde. Op het oostelijk halfrond lopen alle treklijnen van verscheidene punten uit naar het hartje van Afrika; op het westelijk halfrond zijn vier treklijnen geconstateerd, waarvan er een (die van de kraageend) bij dit artikel staat afgebeeld.
Over oorsprong en oorzaak van het feit, dat sommige vogels trekken en andere zo goed en zo kwaad als dat kan de winter proberen door te komen, is nagenoeg niets bekend. Onbekend is ook hoe de dieren er in slagen telkens opnieuw de weg te vinden.