Een van de merkwaardigste wezens ter wereld is het vogelbekdier, dat in wilde staat uitsluitend voorkomt in Australië en op bet dicht bij dit werelddeel gelegen eiland Tasmanië. Hoe het dier aan zijn naam komt, is gemakkelijk genoeg te raden.
Niet alleen heeft het een typische eendesnavel maar bovendien loopt het op poten met zwemvliezen en legt het elk jaar eieren.Toch is het vogelbekdier geen vogel; het is er zelfs geen familie van. Het heeft vier poten in plaats van twee en het draagt een vacht in plaats van veren. Alleen al dit laatste feit bewijst, dat het vogelbekdier tot de familie der zoogdieren behoort.
Jarenlang waren zelfs de grootste dierentuinen ter wereld niet in staat hun bezoekers een vogelbekdier te tonen. Het beest is niet alleen uiterst schuw maar het is in gevangenschap ook heel erg moeilijk te houden.
De eerste Engelse kolonisten in Australië stuurden kort na hun aankomst enige vogelbekdieren naar geleerden in hun geboorteland. De hooggeleerde heren waren hoogst verontwaardigd; ze meenden namelijk, dat iemand hen had willen beetnemen door aan de huid van een of ander zoogdier een eendensnavel te bevestigen!
Een paar honderd jaar geleden waren er in Australië meer vogelbekdieren dan tegenwoordig. In het verleden is er op de dieren namelijk fel jacht gemaakt, omdat ze zo’n fraaie pels hebben. Op het ogenblik behoort het vogelbekdier echter tot de beschermde soorten.
Vogelbekdieren brengen het grootste gedeelte van hun leven in het water door. Het zijn uitstekende zwemmers en duikers en ze leven van wormen, kreeften en andere kleine dieren. In de oevers van hun rivier graven ze lange tunnels, waarin de nesten worden gebouwd. Het wijfje legt gewoonlijk een of twee eieren.
Hoewel het vogelbekdier van snavel tot staart ruim 60 cm lang is, zijn de eieren niet groter dan 2½ cm. Als de jonge vogelbekdieren uitkomen, zijn ze dan ook heel erg klein. Ze groeien echter snel en voeden zich met moedermelk, evenals alle andere zoogdierjongen.
De wetenschappelijke naam voor het vogelbekdier is ‘platypus’.