Tsjecho-Slowakije ligt in het oosten van Europa en bestaat in feite uit drie grote gebieden: Bohemen, Moravië en Slowakije. De geschiedenis van land en volk is al heel oud.
In de negende eeuw ontstond in dit gebied het rijk van Groot-Moravië; in de 15e eeuw was het inmiddels onafhankelijk geworden Bohemen een van de belangrijkste landen van Europa. Samen met Hongarije raakte het land in 1526 onder het gezag van Oostenrijk. Die gebeurtenis werd het begin van een lange periode van strijd, waarin de bewoners van het tegenwoordige Tsjecho-Slowakije probeerden hun onafhankelijkheid te heroveren. De strijd om zelfstandigheid bereikte in 1848 een hoogtepunt. Toch duurde het daarna nog 70 jaar voor.het onafhankelijke Tsjecho-Slowakije werd geboren. Dat gebeurde in 1918, aan het einde van de Eerste Wereldoorlog. Het Oostenrijks-Hongaarse Rijk, dat toen aan de zijde van Duitsland de nederlaag had geleden, werd opgedeeld in een aantal onafhankelijke landen, waarvan Tsjecho-Slowakije er één was.De bevolking van het aldus gevormde land bestond voor drievijfde uit Tsjechen en Slowaken, voor één vijfde uit verscheidene minderheden en voor één vijfde uit Duitsers, die zich in de loop der jaren gevestigd hadden in de bergen van Sudeten. Het was deze laatste groep, die Hitler in 1938 de gelegenheid verschafte zich te mengen in de binnenlandse politiek van het land om tenslotte een deel van Tsjecho-Slowakije te annexeren. De annexatie werd in 1939 gevolgd door de bezetting van Bohemen en Moravië, terwijl de Hongaren op hetzelfde moment de rest van het land onder de voet liepen. Tsjecho-Slowakije werd in 1945 bevrijd door de Russen. Het land herkreeg toen zijn onafhankelijkheid en sloot zich in 1948 aan bij het blok van communistische landen. Tsjecho-Slowakije is ruim 3| keer zo groot als Nederland en heeft op het ogenblik ongeveer 13.900.000 inwoners.
Het land ligt voor het grootste gedeelte ingesloten tussen bergketens en grenst nergens aan zee. Verbinding met de zee is er wel; in het westen van Tsjecho-Slowakije stroomt de Elbe, die uitmondt in de Noordzee; in het zuidoosten stroomt de Donau, die op weg is naar de Zwarte Zee. De Donau vormt over een afstand van een paar honderd kilometer de zuidelijke grens van Tsjecho-Slowakije. Aan deze rivier ligt de Donauhavenstad Bratislava, in grootte de tweede stad van het land.
Het grootste gedeelte van het Tsjechische volksdeel woont in Bohemen, het westelijke deel van het land. Bohemen is rijk aan uitstekende bossen, goede landbouwgronden en grote hoeveelheden steenkool, ijzererts, porceleinklei en geschikt zand voor de glasindustrie. Bovendien worden er goud, zilver, uranium en andere delfstoffen gevonden. De Skoda-staalfabrieken in Bohemen behoren tot de grootste in Europa; Boheems glas en Boheems porcelein zijn even bekend geworden als Boheems bier. Een van de belangrijkste landbouwprodukten uit dit deel van het land zijn suikerbieten.
Praag, de vroegere hoofdstad van het koninkrijk Bohemen, is thans de hoofdstad van Tsjecho-Slowakije. De stad, die de grootste van het land is, ligt aan de Vltava. Tot de mooiste bouwwerken van Praag behoren het voormalige paleis van de koningen van Bohemen, de eeuwenoude universiteit en de Tynkerk. Door een combinatie van oud en nieuw is Praag een van de boeiendste steden van Europa.